Doel
Gooien, vangen, slaan en dribbelen; schoppen
Gooien, vangen, slaan en dribbelen; schoppen
We hebben twee kinderen tegenover elkaar staan met achter hun een goal. Het ene kind mag staan en gaat de bal proberen te scoren (schoppend of gooien). Het andere kind zit op zijn/haar knieƫn voor de goal. Het kind met de bal gaat proberen te scoren door de zachte bal te schoppen of gooien in de goal. De keeper mag met alle lichaamsdelen de bal tegen houden.