Doel
Balanceren, vallen, rijden en glijden; Kruipen, klauteren en klimmen
Balanceren, vallen, rijden en glijden; Kruipen, klauteren en klimmen
In tweetallen op verschillende manieren naar de overkant zien te komen. Bijvoorbeeld door op elkaars rug te kruipen en elkaar te tillen, of doordat de één op handen en voeten op de grond kruipt en de ander op de rug bovenop ligt, of kruiwagen lopen, of samen twee foambuizen vasthouden en daarmee naar de overkant rennen met halverwege een rondje draaien, tegelijkertijd hoelahoepen, etc.