Training geven is een vak

Kees Wallis werkte mee aan de totstandkoming van dit artikel.

Inzicht krijgen in de vier basisprincipes van trainerschap

Het is van groot belang dat een kind hockeyt in een veilig en ontwikkelingsgericht sportklimaat. Dit zorgt er namelijk voor dat een kind plezier houdt in hockey, zelfvertrouwen krijgt, leert omgaan met gezag en zeer waarschijnlijk langer door zal blijven gaan met sporten. Op de trainer/coach rust dan ook een belangrijke taak om deze omgeving te creëren. Maar hoe stimuleer je jonge spelers op de juiste manier? Hoe zorg je ervoor dat de spelers daadwerkelijk naar je luisteren zonder dat je boos hoeft te worden? En hoe ga je bijvoorbeeld om met ouders die allerlei hoge verwachtingen hebben? Vaak komt er veel meer bij kijken dan alleen het technisch en tactisch verhaal: trainer zijn en training geven is zo makkelijk nog niet. In dit artikel geven Yara van Gendt en Kees Wallis inzicht in de basisprincipes van training geven.

Trainer zijn is zo makkelijk nog niet.

 

Als trainer gaat het erom de aandacht van de spelers te krijgen en vast te houden. (foto: KNHB/Willem Vernes)

 

Behoefte aan tools

R.K.V.V. Eli, één van de drie voetbalclubs uit Lieshout, had de behoefte om trainers, buiten het technische en tactische, meer handvatten te bieden en stelde de volgende vraag: ‘Is er een aantal tools voor beginnende trainers en coaches?’ Na een zoektocht naar bestaande concepten en producten kwamen wij uit bij de ‘4 Inzichten over trainerschap’ van Veilig Sportklimaat. Veilig Sportklimaat is een samenwerkingsverband tussen de grote sportbonden en NOC*NSF. Zij werken, in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’. In opdracht van Veilig Sportklimaat is, zoals de naam al doet vermoeden, onderzoek gedaan naar de succes- en faalfactoren in het gedrag van trainers en coaches bij het creëren van een veilig en ontwikkelingsgericht sportklimaat. De succesfactoren zijn omgezet naar een viertal praktische inzichten waar je als trainer en coach op kan letten om een veilig sportklimaat te waarborgen. Het resultaat van het implementeren van de vier inzichten is dat kinderen fouten durven te maken, zich ontwikkelen en langer blijven sporten. Deze inzichten heeft Veilig Sportklimaat op toegankelijke wijze bekendheid gegeven door een boekje en een video uit te geven onder de titel: 4 Inzichten over trainerschap (zie de download onderaan dit artikel).

Het resultaat van het implementeren van de vier inzichten is dat kinderen fouten durven te maken, zich ontwikkelen en langer blijven sporten.

 

De Basisprincipes van trainerschap

De vier inzichten zijn verwerkt in een mindmap (figuur 1).
De basisprincipes worden hieronder nader toegelicht.

 

Figuur 1: Mindmap: Basisprincipes van training geven (Afke van de Wouw)

 

Principe 1: Structureren

Het gaat hierbij niet om het structureren van techniek en tactiek, maar om het structureren van een veilig en plezierig leerklimaat. Denk dan bijvoorbeeld aan het uitspreken van elkaars verwachtingen, waarin het van belang is dat er duidelijkheid en helderheid wordt gecreëerd voor de ouders, spelers, coach en trainer. Dit lijkt simpel, maar hier gaat het geregeld mis. Wanneer doe je dit? En naar wie spreek je de verwachtingen uit? Voor de coach en trainer is het handig om met zowel de ouders als de spelers af te stemmen wat de verwachtingen zijn. Zowel van de trainer naar de ouders, als van de ouders naar de coach. Denk hierbij aan verwachtingen over simpele zaken zoals waar en hoe laat te verzamelen voor trainingen en wedstrijden, maar ook andere zaken zoals:
– Hoe gaan wij in ons team met elkaar om?
– Wat doe je als ouder als je het niet eens bent met de beslissingen van de trainer?
– Wat voor houding verwacht je van een geblesseerde speler?
Door deze verwachtingen aan het begin van het seizoen uit te spreken weet iedereen waar hij aan toe is en kan er later op deze verwachtingen worden teruggekomen. Daarnaast zorgt het uitspreken van duidelijke verwachtingen ervoor dat ouders en spelers elkaar eerder durven aan te spreken en elkaar beter begrijpen.

Manage tijdig de verwachtingen van de ouders. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Voor de coach en trainer is het handig om met zowel de ouders als de spelers af te stemmen wat de verwachtingen zijn.

Het belang van afspraken

Let erop dat je tijdig en voldoende aandacht besteed aan het maken van (team)afspraken. Dit is een logisch vervolg op het uitspreken van verwachtingen. Van belang is om dit samen te doen. Uit onderzoek van Smoll en Smith (2005; zie Bronnen) is namelijk gebleken dat de kans dat mensen zich aan afspraken houden vergroot wordt wanneer zij inspraak hadden in het maken van deze afspraken en publiekelijk verklaarden zich hieraan te zullen houden: betrek je spelers dus bij het maken van afspraken!
Je kunt nog zulke goede regels vaststellen, maar hoe vaak gebeurt het niet dat ze na verloop van tijd volledig in de vergetelheid raken? Het is daarom ook raadzaam om de afspraken op zo’n manier vast te leggen dat het team er regelmatig (bewust en onbewust) aan wordt herinnerd. Zo kan het helpen om even een reminder te mailen tijdens de winterstop of de afspraken structureel als afbeelding van je WhatsApp-groep in te stellen. Een ander voorbeeld: nadat iedereen het eens was geworden over de teamcode, werden de afspraken op een flap over-vel geschreven. Vervolgens moest elke speler en staflid een handtekening achterlaten op het vel om aan te geven dat ze zich persoonlijk aan de afspraken committeerden.
Ook al zijn de afspraken gemaakt en de verwachtingen uitgesproken, regels zullen toch weleens overtreden worden. Hoe ga je hier dan mee om? Als je ook hierover samen met jouw spelers vooraf afspraken hebt gemaakt, is de kans op weerstand het kleinst. Wat vinden jouw spelers dat een consequentie zou moeten zijn van (structureel) te laat komen op een training? Een mooi voorbeeld van een mogelijke aanpak: een trainer gaf aan dat de jonge spelers zelf bedacht hadden dat iemand best te laat kon komen op de training, maar dat diegene dan wel een appeltaart moest bakken voor de rest van het team. Hoewel deze creatieve regel de wenkbrauwen op het eerste gezicht misschien doet fronsen, was het effect er niet minder om. De spelers gingen elkaar aanspreken en scherp houden op de regels, met als gevolg dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid werd, en niet meer alleen die van de trainer.

Betrek je spelers dus bij het maken van afspraken!

 

Afspraken maken is onontbeerlijk voor succes. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Principe 2: Stimuleren

Stimuleren doet iedereen op zijn eigen manier, denk aan de schreeuwende ouder langs de lijn of de opgewonden coach. Beiden hebben ongetwijfeld de beste bedoelingen van de wereld, maar hoe stimuleer je nou op zo’n manier dat een speler plezier heeft en langer blijft sporten? Voor de trainer geldt hierbij het belang van complimenten geven, oog hebben voor de mindset van spelers, enthousiasmeren, positief coachen en winst boeken.
Het geven van complimenten kan op verschillende manieren. Maar in ieder geval geldt: hoe meer oprechte complimenten, hoe beter. En als je dan een compliment geeft, waar zou jouw voorkeur naar uitgaan?: ‘Goed gedaan Joost, jouw push is beter dan vorige week’, óf: ‘Goed gedaan Joost, jouw push is beter dan die van Stijn.’ Waar heeft Joost meer controle over?

Het is van belang dat complimenten gericht zijn op:
a) Persoonlijke ontwikkeling (bijvoorbeeld: ‘Goed bezig Joost, je bent een stuk vooruitgegaan ten opzichte van vorige week’).
b) Inzet (bijvoorbeeld: ‘Goed je best gedaan Joost bij het binnenhouden van die bal’).
c) De taak (bijvoorbeeld: ‘Goed dat je jouw man bent blijven dekken Joost’).
Wanneer dit soort complimenten gegeven worden is de kans op herhaling van het gewenste gedrag het grootst doordat de speler specifiek weet wat hij goed doet. Je benadrukt de inzet en persoonlijke ontwikkeling door te zeggen dat iemand iets goed doet in plaats van dat iemand goed is. Hiermee wordt ook een groeimindset gestimuleerd.

 

Hoe stimuleer je nou op zo’n manier dat een speler plezier heeft en langer blijft sporten?

Mindset

Een mindset zijn de overtuigingen die je als spelers (en trainers) hebt over de ontwikkelbaarheid van talent en vaardigheden. Is talent aangeboren en staat het vast of is het aangeleerd en kun je het verbeteren door te trainen? Hoe je tegen talent aankijkt heeft gevolgen voor hoe je winst en verlies ziet. Zie je het maken van een fout als een kans om te leren of als een persoonlijk verlies dat je de volgende keer wil voorkomen? De Amerikaanse psychologe Carol Dweck houdt zich al jaren bezig met het effect van deze mindset op de motivatie en het doorzettingsvermogen van kinderen. Zo heeft zij onderscheid gemaakt tussen een groeimindset en statische mindset.
De spelers met een groeimindset hebben de overtuiging dat talent maakbaar is: door trainen en oefenen wordt je steeds beter. Om die reden gaan zij door bij tegenslag, leren ze van fouten, willen zich verbeteren en vinden het leuk om te trainen.
Spelers met een statische mindset hebben de overtuiging dat talent aangeboren is en daardoor vast staat. Zij geven daardoor sneller op bij tegenslag, willen beter zijn dan anderen en vinden trainen zinloos. Elke trainer of coach zou natuurlijk graag alleen maar spelers hebben met een groeimindset, maar in de regel is dit zeker niet het geval. Het goede nieuws is dat trainers en coaches wel invloed hebben op de mindset van spelers, onder andere door de manier waarop zij aanwijzingen en complimenten geven. Zoals beschreven hebben aanwijzingen en complimenten gericht op de inzet, taak en persoonlijke ontwikkeling een positief effect op de groeimindset. Complimenten als: ‘Wat ben je een goede sprinter’, ‘Jij bent een geboren spits’ en ‘Mooi schot, dat talent heb je echt van je moeder’ bevorderen meer de fixed mindset. Meer hierover is te lezen in het artikel ‘Groeimindset als basis voor talentontwikkeling’ (Hockeyvisie-september 2014, geschreven door Bart Heuvingh).

Een mindset zijn de overtuigingen die je als spelers (en trainers) hebt over talent.

 

Een mindset zijn de overtuigingen die je als spelers (en trainers) hebt over talent

 

Feedback geven

Bij het onderdeel enthousiasmeren en positief coachen gaat het over het geven van oplossingsgerichte feedback. Hoe geef je feedback zonder dat het opgevat wordt als een persoonlijke aanval? Een handige tip hierbij is het inbedden van opbouwende feedback tussen twee complimenten in. Bijvoorbeeld: ‘Mooie pass net Jamie, en als je de volgende keer je handen nog iets verder uit elkaar houdt bij het pushen, dan heb je nog meer controle over de bal, je doet goed je best!’. Hierdoor is iemand ontvankelijker voor de boodschap. Dit wordt ook wel de sandwich-methode genoemd. Van belang is het vermijden van het woord ‘maar’ en in plaats daarvan het woord ‘en’ te gebruiken. Wanneer je het woord ‘maar’ gebruikt doe je afbreuk aan jouw eerste compliment door jouw feedback belangrijker te maken dan het compliment. Ook het moment waarop de feedback gegeven wordt is belangrijk. Doe dit het liefst persoonlijk en niet ten overstaan van de hele groep. Op deze manier staat de speler meer open voor de feedback.

 

Ook het moment waarop de feedback gegeven wordt is belangrijk.

 

Fouten mogen maken

Sommige trainers, coaches en ouders, maar (daardoor) ook spelers zelf, vinden dat spelers geen fouten zouden moeten maken. Maar dan is de vraag terecht: hoe kan een kind leren lopen als het geen fouten mag of durft te maken? Dit is nagenoeg onmogelijk. Leren is nou eenmaal inherent aan fouten maken. Een veilig en ontwikkelingsgericht sportklimaat is dan ook een omgeving waarin dit wordt gestimuleerd. Wanneer fouten worden gemaakt is het van belang dat spelers in staat zijn hiervan te leren door middel van feedforward. Dit houdt in dat je benadrukt hoe iemand zijn gedrag of handeling in de toekomst kan verbeteren in plaats van alleen aan te geven wat er niet goed ging. Bijvoorbeeld: ‘Ik zag dat iemand de bal net tussen je benen door speelde. Dat kan gebeuren en is niet erg, probeer volgende keer je stick laag te houden en goed naar de bal te blijven kijken.’ Door vragen te stellen aan de speler leer je hem zelf na te denken en met oplossingen te komen: ‘Wat zou je de volgende keer kunnen doen om te voorkomen dat hij door je benen gespeeld wordt?’ Op deze manier is de kans groter dat hij een volgende keer dezelfde situatie herkent en onthoudt hoe hij hier het beste mee om kan gaan. Meer hierover bij Principe 4: ‘Regie overdragen’.

Benadruk hoe iemand zijn gedrag of handeling in de toekomst kan verbeteren in plaats van alleen aan te geven wat er niet goed ging.

Het kind leert spelenderwijs de stick laag te houden. (foto: KNHB/Willem Vernes)

 

Winst versus winnen?

In de sport draait het uiteindelijk altijd om winnen en verliezen, maar om de kans op winnen te vergroten werkt het goed om de nadruk te leggen op winst boeken. Hierbij wordt verliezen niet gezien als falen en is succes niet hetzelfde als winnen. Hoe kan je ervoor zorgen dat jouw spelers toch nog plezier hebben ondanks dat zij verliezen? Het benadrukken van de progressie speelt hierbij een belangrijke rol. Laat het team en/of de individuele speler weten waarin ze beter zijn geworden, ondanks het verlies. Bijvoorbeeld de goede manier van uitverdedigen, die ze die week getraind hebben. Het kan daarbij helpen om vooraf subdoelen op te stellen voor elke wedstrijd. Wanneer je van te voren weet dat de tegenstander veel beter is, kun je bijvoorbeeld als doel stellen om minstens twee of drie keer over te spelen. Als dit goed gaat kun je de volgende keer een hogere subdoelstelling kiezen die meer haalbaar is dan de wedstrijd winnen.

 

Principe 3: Individueel aandacht geven

Een goede relatie met jouw spelers zorgt voor een groter leereffect. Toch is het geven van individuele aandacht aan iedere speler niet altijd makkelijk. De teams bestaan uit veel verschillende kinderen en sommige kinderen hebben een rugzakje. Hoe ga je hier nou mee om? Bij dit principe wordt gekeken naar het kennen van jouw spelers. Wat wil je wel en niet van jouw spelers weten? En hoe kan je de kennis die je hebt van jouw spelers inzetten om individueel aandacht te geven? Bijvoorbeeld: alleen al het kennen van de namen van alle spelers (en deze regelmatig voor iedere speler tijdens de training te gebruiken) zorgt voor individuele aandacht en het gevoel bij spelers dat zij gezien worden. Als een trainer de namen van zijn spelers niet kent, dan voelen de spelers zich minder aangesproken. Dat creëert veel verwarring en onduidelijkheid. Daarnaast kun je natuurlijk ook aan het begin of einde van elke training of wedstrijd elke speler even naar iets persoonlijks zoals school of vakantie vragen.

Bij het trainingsprincipe ‘Individuele aandacht’ gaat het ook om algemene kennis over ontwikkeling. Jonge spelers kunnen er ouder en wijzer uitzien dan zij zijn. De groei van het lijf hoeft niet synchroon te lopen met de groei en ontwikkeling van de hersenen. Zo kan een boom van een jongen er volwassen uitzien, omdat zijn lichaam al ver ontwikkeld is, maar is zijn gedrag nog heel kinderlijk, omdat zijn hersenen nog niet zo ver zijn. Een kleinere speler kan er weer jong en kinderlijk uitzien door zijn lengte, maar cognitief al verder zijn. Houd hier rekening mee, evenals met de hersenontwikkeling van kinderen. Zo kan een kind van 10 de termijn van ‘over een week’ nog niet goed overzien. Weet dat de hersenen pas ver na het 20e levensjaar uitgegroeid zijn. Trainers en coaches moeten zich bewust zijn van deze ontwikkelingen.

 

Als trainer moet je rekening houden met de verschillen tussen spelers. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Principe 4: Regie overdragen

Dit betreft het stapsgewijs verantwoordelijk maken van de spelers voor het eigen leerproces. Het is van belang dat trainers en coaches de spelers niet precies vertellen wat ze moeten doen en hoe zij dit moeten doen. Door vooral (open) vragen te stellen en te luisteren naar de spelers, gaan zij zelf nadenken. Zelfs bij de allerkleinsten kan dit al door het geven van keuze opties. Het voordeel van het spelers verantwoordelijk maken voor hun eigen leerproces is onder andere dat spelers informatie beter onthouden. Tevens worden er nieuwe hersenverbindingen tot stand gebracht wanneer zij zelf over dingen hebben mogen nadenken. Op deze manier groeit ook het
zelfoplossend vermogen van de spelers. Hierdoor kunnen de spelers hun kennis en oplossingen ook inzetten in nieuwe situaties zonder dat zij afhankelijk zijn van de trainer en/of coach. Tijdens de rust kan het verstandig zijn het geven van feedback uit te stellen en te vragen hoe de spelers zelf vonden dat de eerste helft gegaan is. Voorbeelden van vragen die je dan kunt stellen zijn:
– Wat ging er goed?
– Hoe kunnen we zorgen dat dit goed blijft gaan?
– Wat ging er minder goed?
– Wat kunnen we daar aan doen?
Bij de allerkleinsten kunnen verschillende antwoordmogelijkheden worden gegeven zoals: ‘Wat ging er goed? Bij je mannetje blijven of vrijlopen?’.

Door vooral (open) vragen te stellen en te luisteren naar de spelers, gaan zij zelf nadenken.

 

Input van een speler tijdens de rustbespreking. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Motivatie

Binnen de psychologie wordt er onderscheid gemaakt tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Je bent intrinsiek gemotiveerd om dingen te doen wanneer je dit puur vanuit jezelf doet, vanuit plezier en de wil om jezelf te ontwikkelen. Wanneer je extrinsiek gemotiveerd bent, word je gedrag gedreven door externe factoren, zoals waardering van anderen, geld en aandacht.
Een populaire motivatietheorie in de psychologie is de Self-Determination Theory (SDT) van Deci en Ryan. De SDT stelt dat er aan drie behoeften moet worden voldaan om intrinsieke motivatie te verkrijgen: behoefte aan autonomie, behoefte aan competentie en behoefte aan verbondenheid.
De behoefte aan autonomie betreft het gevoel van controle en vrijheid om dingen zelf te doen en beslissen. De behoefte aan competentie betreft het gevoel ergens goed in te zijn en iets te kunnen. De behoefte aan verbondenheid betreft het gevoel ergens bij te horen en waardevol te zijn voor anderen. Meer hierover is te lezen in het artikel ‘Motiveren op maat: hoe prikkel ik mijn spelers?’ (Hockeyvisie-maart 2012, geschreven door Marjolein Roemaat een Geert Buijtenweg).
De bovengenoemde 4 basisprincipes zijn in lijn met de theoretische basisbehoeften, die de Self- Determination Theory stelt voor intrinsieke motivatie. De behoefte aan verbondenheid wordt voldaan door het geven van individuele aandacht. De persoon achter de hockeyer wordt dan gezien. Volgens de theorie kan deze verbondenheid zich bovendien het beste ontwikkelen in een veilige leeromgeving. Aan de competentiebehoefte kan worden voldaan door het principe ‘Stimuleren’ toe te passen. Wanneer een kind complimenten krijgt, die gericht zijn op zijn eigen ontwikkeling, voelt hij zich meer competent. Het principe ‘Regie overdragen’ kan gelinkt worden aan de behoefte aan autonomie. Wanneer een kind zelf keuzes maakt en inspraak heeft, ervaart het kind een autonoom gevoel.

Door het toepassen van de 4 principes wordt dus ook de intrinsieke motivatie bij de kinderen vergroot, hetgeen past bij een veilig en ontwikkelingsgericht sportklimaat!

Bronnen

Deci, E. & Ryan, R. (2002) Overview of Self-Determination Theory (SDT).
– de Ruijter, P. (2015) Spelgericht trainen – artikel Hockeyvisie (uitgave augustus 2015).
– Heuvingh, B. (2014) ‘Groeimindset als basis voor talentontwikkeling’ – artikel Hockeyvisie (uitgave september 2014).
– Papen, N. (2015) Motorisch leren….toegepast in het hockeyspel – artikel Hockeyvisie (uitgave augustus 2015).
– Roemaat, M. & Buijtenweg, G. (2012) ‘Motiveren op maat: hoe prikkel ik mijn spelers?’ – artikel Hockeyvisie (uitgave maart 2012).
– Roemaat, M. (2015) Motiverende feedback: hoe jij als trainer/coach je spelers efficiënt kunt motiveren door middel van feedback – artikel Hockeyvisie (uitgave augustus 2015).
– Smoll, F.L. & Smith, R.E. (2005) Coaches who never lose. Vertaald door J. van Rossum: Coaches die nooit verliezen.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina