Objectief selectiebeleid bij de jeugd
Hoe kun je optimaal en zo objectief mogelijk selecteren?
Het is een jaarlijks terugkerende discussie binnen iedere vereniging: het selectiebeleid. Iedereen heeft hier een mening over en het lijkt wel of je het als club nooit goed doet. In dit artikel gaan we in op de vraag: hoe kun je optimaal en zo objectief mogelijk selecteren? Daarbij is het woord aan Dave Smolenaars, ervaringsdeskundige vanuit o.a. functies als trainer/coach van Bloemendaal Dames en Heren 1, Technisch Directeur van HC Bloemendaal en op dit moment assistent-bondscoach van Jong Oranje dames.
Selectiebeleid versus vriendjespolitiek
De meest gehoorde klacht omtrent het selectiebeleid van clubs is dat er sprake is van vriendjespolitiek. Een ander veel geuit bezwaar is dat beslissingen over individuen op ontransparante wijze genomen worden. Hockeyvisie maakte een korte rondgang door het land en kwam tot de conclusie dat veel clubs geen selectiebeleid hebben vastgelegd. De ervaring is dat clubs vaak jaarlijks andere procedures volgen, die slechts mondjesmaat worden gepubliceerd en uitgelegd. Het is dus weinig verrassend dat leden en ouders
niet weten waar ze aan toe zijn. Opvallend is dat zelfs binnen de KNHB het selectiebeleid rondom de nationale teams niet is geformuleerd; betrokken coaches formeren hun groepen naar eigen inzicht. Zo ook Dave Smolenaars, bondscoach van Nederland Jongens B. Zowel binnen de KNHB als bij zijn club Bloemendaal maakt de oud-international zich hard voor een helder selectiebeleid. Voor Hockeyvisie een mooie aanleiding om met Smolenaars van gedachten te wisselen. In een eerder artikel ‘Samenstellen of selecteren’ (Hockeyvisie 1, januari 2011) zijn we al ingegaan op de afwegingen van wel of niet selecteren. In dit artikel leggen we de focus op hoe je het beste kunt selecteren.
Geef een jeugdspeler de kans om zich optimaal te ontwikkelen.
Voor veel clubs beperkt het selecteren van teams zich tot het einde van het seizoen. Tijdens een aantal trainingen worden de kinderen beoordeeld op hun kwaliteiten. Vervolgens maakt een commissie of de betrokken trainer de keuzes voor het nieuwe seizoen. Deze vorm staat eigenlijk haaks op de opleidingsprincipes, waarbij het draait om de ontwikkeling van de speler. Selecteren gaat dan ook verder dan even een paar trainingen uitschrijven en de spelers beoordelen. Smolenaars: “Laten we daarom bij het middenbegin beginnen. Zorg binnen jouw club eerst voor een duidelijk selectiebeleid met de daarbij behorende consequenties. Vervolgens kun je vorm gaan geven aan de selectieprocedure en de selectiecriteria definiëren.” Deze drie aspecten – selectiebeleid, -procedure en -criteria – zullen we in het vervolg van dit artikel nader uitdiepen.
Selectiebeleid
Het is aan te raden om het beleid omtrent teamindelingen op te nemen in het technisch handboek van de vereniging. Smolenaars: “Mijn visie op opleiden is dat we niet voor het succes van morgen moeten gaan, maar voor het resultaat op de lange termijn. Realiseer je dat veel kinderen ruim tien jaar actief zijn in een
jeugdopleiding. Kijk daar prestatie- en procesgericht naar. Het gaat erom hoe een jeugdlid zich ontwikkelt – en niet wat hij toevallig op dat moment kan. Hoe vaak zie je niet dat een kind van 10 jaar als talent wordt gezien, maar dat dezelfde speler na de groeispurt niet meer tot de besten behoort? “Verder is het van groot belang dat we niet teams opleiden die prijzen moeten winnen, maar spelers die zo goed mogelijk kunnen worden. Met andere woorden: probeer van een jeugdspeler een zo compleet mogelijke hockeyer te maken. Geef hem de ruimte om zich maximaal te kunnen ontwikkelen!”
Rouleren is een onderdeel van het leerproces van een speler.
Het Duitse model
In Nederland kijken we al snel naar onze oosterburen. Hun nationale jeugdteams presteren vaak beter dan onze Oranjetalenten. Is het dan niet een idee om het Duitse model in Nederland te introduceren? “Tijdens bijeenkomsten van de NCC (Nationale Coach Commissie, LB) wordt hier weleens over gesproken”, reageert Smolenaars. “In Duitsland kiest men bijvoorbeeld de beste linksachter van die lichting. Deze speler komt vervolgens in een traject – bij zowel de club als het nationale team – om zich te specialiseren in deze positie. Als deze speler door omstandigheden een keer op een andere positie moet spelen, kan hij heel moeilijk omschakelen. Hij heeft op die andere positie immers te weinig ervaring opgedaan. “Een positie van een speler hangt niet alleen af van zijn kwaliteiten. Ook externe omstandigheden (blessures) en het proces (competitieverloop) spelen een rol. Ik zie weleens spelers die hun hele jeugdhockeycarrière op de rechterflank hebben gespeeld. Zij kunnen zelden een goede backhandpass geven. Zelf speelde ik bij Bennebroek op de midden-midden positie, bij de nationale jeugdteams regelmatig in de spits en bij het eerste van Bloemendaal voornamelijk linksachter en linksmidden.” Het regelmatig wisselen van positie heeft Smolenaars geholpen in zijn ontwikkeling, stelt hij. “Rouleren is een onderdeel van het leerproces van een speler. Juist door te rouleren krijg je als speler een bredere blik. Die stelt je in staat om zelfstandig oplossingen te zoeken in veranderende situaties”, aldus Smolenaars. “Nederlanders zijn over het algemeen inventieve spelers. Dwing hen dan ook niet te veel in een keurslijf.”
De kunst is vertrouwen te hebben in het proces voor de lange termijn.
Zes vrije verdedigers
Als coach heeft Dave Smolenaars aan den lijve ondervonden wat de gevolgen zijn van het maken van keuzes bij selecteren. “Voor het nationale jeugdteam besloot ik te kiezen voor de meest talentvolle spelers. Daarbij lette ik onder meer op overzicht, goede passtechniek en leergierigheid. “Het resultaat was dat ik zes jongens kreeg die bij hun club als vrije verdediger speelden. Gaandeweg kwam ik erachter dat zij totaal geen ervaring met mandekking hadden. Hiermee moesten we dus vanaf de basis beginnen. Dat kostte natuurlijk tijd, wat gevolgen had voor het vierlandentoernooi. We hebben dat jaar dan ook veel wedstrijden verloren. Dit heeft mij wel enkele vragen opgeleverd; de prestatie is immers maar wat vaak de graadmeter voor succes. Uiteindelijk wonnen we het EK, dus is het volgens velen met de ontwikkeling wel goed gekomen. Maar hebben de spelers daadwerkelijk een goede ontwikkeling doorgemaakt? Dat is een interessante vraag!” Bovengenoemde situatie is een valkuil die ook bij clubs kan voorkomen. Maak je procesgerichte keuzes? Dan kan het zijn dat bestuurders of coaches onrustig worden bij het uitblijven van successen. De kunst is vertrouwen te hebben in het proces voor de lange termijn. Winst of verlies bij het C1-team heeft geen gevolgen voor de club, maar bij het eerste seniorenteam des te meer.
Plezier boven presteren
We gaan op deze plaats niet inhoudelijk in op de discussie in welke categorieën een club moet selecteren. Smolenaars: “Dat is in het eerder genoemde artikel ‘Samenstellen of selecteren’ wat mij betreft uitstekend verwoord. Op Bloemendaal volgen we de hierin beschreven lijn, tot ieders volle tevredenheid. In de 6F en 6E stellen we samen. In de 8E en 8D gaan we actief samenstellen en vanaf de D-elftallen wordt er geselecteerd. Ik kan er nog aan toevoegen dat wij zelfs in de C-lijn nog de formule van het opleidingsteam doortrekken. “Laat ik duidelijk zijn: kinderen in de talentherkenningsfase (basisonderwijs) moeten gewoon lekker kunnen pielen, zonder onnodige druk van coaches en besturen. Lees de interviews met internationals er maar op na. Ik begrijp eerlijk gezegd niet dat bij veel ouders, besturen en coaches winnen bovenaan staat in de DEF-teams. Natuurlijk, winst is misschien wel de mooiste motivator. Maar elke week met plezier naar de training gaan is veel waardevoller. Het gaat niet om het doel, maar om de weg ernaartoe.”
Maak de spelregels aan het begin van het seizoen bekend.
Selectieprocedure
De selectieprocedure voor het nieuwe jaar begint al bij de start van het voorafgaande seizoen. Gedurende dat hele jaar volg je de spelers; het gaat immers om de ontwikkeling van de individuen. Niet zelden komt het voor dat spelers in de C-leeftijd aan het begin van het seizoen niet opvallen in de groep. Aan het einde van het jaar zijn zij echter in staat de kar te trekken. Een seizoen is lang en er kan ontzettend veel in gebeuren. Daarnaast geldt dat de stempel ‘talent’ geen garantie is voor de toekomst. Talent hebben is mooi, maar het is een loos begrip als de betrokken speler er vervolgens niets mee doet. “Zorg er daarom voor dat je de spelregels voor selectie aan het begin van het seizoen bekendmaakt. Aan zowel spelers als technische staf als ouders”, stelt Smolenaars. “Maak deze richtlijnen openbaar door ze op de website te zetten. Neem ze ook op in het technisch beleidsplan. Op deze wijze kan iedereen gedurende het seizoen ernaar handelen, als hij kans wil maken op een uitnodiging voor een selectieteam. Niets moet hè, je mág in een selectieteam spelen.”
Testmomenten
Tijdens het seizoen kun je als club testmomenten inbouwen om de voortgang te controleren. Dit kan door de staf minimaal twee keer per seizoen een evaluatieformulier te laten invullen. Ook kun je per periode testjes inbouwen. Denk bijvoorbeeld aan shuttleruntesten. Maar ook een technisch circuit is uitstekend toe te passen. Smolenaars: “Bij Bloemendaal hebben we ook bij de Jongste Jeugd succesvol testjes per periode geïntroduceerd. Deze doen we in de laatste week van ieder blok. In de een-na-laatste training doen we een technische test, met accenten van die periode. In de laatste training hebben we een onderling toernooi. Op deze manier krijgen we goed inzicht in de ontwikkeling van de kinderen. Bovendien wennen ze spelenderwijs aan testjes.”
Andere scoutingtools
Een andere ‘scoutingtool’ door het jaar heen is het koppelen van de trainer van het eerste team aan de lagere teams uit de desbetreffende categorie. Daardoor krijgt de trainer goed inzicht in de kwaliteiten van de kinderen uit die teams. Als een eerste team invallers nodig heeft, dan komen deze in principe uit de lagere teams uit diezelfde categorie. Is dit organisatorisch niet te realiseren? Dan komen ze uit een eerste team uit een lagere categorie. Het is ook vaak simpel te organiseren om de beste kinderen uit het tweede team periodiek te laten meetrainen met het eerste team. Smolenaars: “Zo geven wij alle coaches uit de lagere teams per periode de opdracht hun drie beste eerstejaars en drie beste tweedejaars op te geven. Dan gaan wij kijken of wij deze kinderen een extra uitdaging kunnen bieden.” Als club is het tevens mogelijk om scouts aan te wijzen. Zij kunnen door het jaar heen kinderen volgen, op verzoek van de Technische Commissie.
Ga als beoordelaar niet alle spelers opnieuw bekijken.
De scouts geven een extra neutraal oordeel over hoe het betrokken jeugdlid functioneert in zijn directe omgeving. Op basis van alle gegevens door het jaar heen krijgt het technisch kader van de club ruim voldoende inzicht in de kwaliteiten van de spelers. Zij kunnen dan een voorkeurslijst voor de nieuwe teams maken. De volgende stap is om de spelers door middel van de welbekende selectietrainingen te toetsen. Smolenaars: “Ga als beoordelaar niet alle spelers opnieuw bekijken. Richt je vooral op de spelers bij wie de Technische Commissie haar vraagtekens zet. Valt daarnaast nog een bepaalde speler in positieve zin enorm op? Dan kun je die uiteraard ook noteren. Zo filter je de laatste onbekendheden er prima uit.”
Doorselecteren na de zomer
De volgende stap in de procedure is het doorselecteren na de zomervakantie. “Wij houden de groepen voor de zomer altijd wat ruimer”, licht Smolenaars toe. “Tussen de laatste selectietraining en de eerste voorbereidingsweek voor het nieuwe seizoen zitten immers zo’n twee maanden. En daarin kan veel gebeuren. Een speler kan in de zomer wel tien centimeter groeien, met alle gevolgen van dien. Ook school is van invloed. Zo kan een kind zijn overgegaan, waardoor hij in een heel andere (positieve) omgeving komt. Of misschien doubleert hij wel, waardoor hij op school minder druk voelt. Sociale invloeden – bijvoorbeeld ook vakantieliefdes en alles wat daarbij hoort – moet je evenmin onderschatten.” Doorselecteren na de zomer is ook vanwege andere redenen nuttig. Smolenaars: “Je biedt ruimte aan kinderen van andere clubs om de overstap te maken. Dit is bovendien de fase waarin de coach de mentale toetsing van alle spelers kan doen. Hoe is de intrinsieke motivatie? Wat is het gedrag van de speler? Hoe is zijn leergierigheid en coachbaarheid? De coach heeft in deze fase tevens de ruimte om andere afwegingen te maken. Kiest hij voor een overtal aan aanvallers, omdat zij qua niveau beter zijn? Of kiest hij toch voor een verdediger die wat minder sterk is, maar waardoor het team wel meer in evenwicht is? En als je het principe van open selectie hanteert, dan kun je dat als een extra scoutingtool gebruiken.”
Louis van Gaal houdt het Totale Mens-principe aan.
Selectiecriteria
In de gemaakte driedeling is dit misschien wel het meest bediscussieerde onderdeel: de selectiecriteria. Voor iedereen staan overigens wel de onderdelen vast: technisch, tactisch, fysiek en mentaal. Onder laatstgenoemde vallen onder andere de communicatieve vaardigheden. Bij Ajax hanteren ze de term TIPS: Techniek, Inzicht, Persoonlijkheid, Snelheid. “Louis van Gaal houdt het Totale Mens-principe aan. Kijk dus naar het hele plaatje en niet alleen naar de hockeykwaliteiten. Daar geloof ik heilig in”, aldus Smolenaars. “Als jonge speler zat ik in de districtsselectie voor het Noord-Hollands zaalhockeyteam. Daar hadden wij – naast een technische en tactische test – ook een schriftelijke test. Hierin werd dieper ingegaan op wedstrijdsituaties en welke keuze je daarbij zou maken. Ook werd onze spelregelkennis getoetst. Ik vond dat echt een geweldige manier, die ik daarna nooit meer heb gezien.” Mede door deze ervaring is Smolenaars een grote voorstander van het vaststellen van toetsingscriteria. “Als ik dat goed in kaart had gebracht bij het nationale jeugdteam, dan was ik er niet pas na een paar maanden achter gekomen wat de jongens wel en niet konden. Nu hebben we een periode niet effectief genoeg kunnen trainen.”
Scholen hebben stappenplannen, dus waarom clubs niet?
Meetbaarheid en stappenplannen
Een standaard voorkomt heel wat discussie. Bij veel onderdelen is de meetbaarheid echter lastig. In fysiek opzicht is het simpel om te klokken hoe snel iemand is. Maar hoe beoordeel je de kwaliteit van een techniek? Smolenaars: “Hoe goed is goed slaan? Stel, iemand heeft wel een goede techniek, maar de balpositie is niet zoals het boekje voorschrijft. Het lukt deze speler desondanks om telkens een perfecte pass af te leveren. Is dat dan fout?” Volgens Smolenaars moet het niet gaan om het niveau van de techniek. In plaats daarvan moet je per leergang bepalen welke technieken een speler moet beheersen. Op school is er ook een stappenplan, dus waarom op een club dan niet?
Maak spelers bewust van hun talenten en wat ze ermee kunnen.
Op deze manier creëer je een totaalplaatje. Bovendien is het een goede toets of er in dat jaar gestructureerd getraind is. Ook kun je toetsen of de trainer heeft gewerkt aan de onderdelen die voor dat leerjaar van belang zijn. Dat brengt ons meteen op het volgende onderdeel. Welke waarde moet je hechten aan de uitkomsten van de testen? “Deze uitkomsten mogen nooit leidend zijn”, vindt Smolenaars. “Ze ondersteunen de eerdere bevindingen. Het is daarbij van groot belang om per categorie de belangrijkheid van de onderdelen te bepalen. Zo kun je tot een goed gewogen oordeel komen.”
In het figuur hieronder worden de verhoudingen in de drie selectiecategorieën benoemd.
Mentale aspecten
Binnen het hockey is de afgelopen twintig jaar veel veranderd. Het ledenaantal is verdubbeld, er wordt nagenoeg uitsluitend op kunstgras gespeeld, de trainingsintensiteit is vaak verdubbeld, betaalde trainers hebben de overhand genomen en nieuwe sportmaterialen als kunststof sticks en foam legguards zijn ontwikkeld. In kwantiteit zien we op tal van fronten een enorme groei. De kwaliteit van de begeleiding is echter niet in dezelfde mate meegegroeid. Zo wordt er in de KNHB-opleiding – naar de mening van ondergetekende – relatief weinig aandacht gegeven aan didactiek en methodiek. Ook wordt de waarde van
mentale vaardigheden nog onderschat. Techniek of tactiek is te leren. Intrinsieke motivatie daarentegen is bijna niet aan te leren. Daarom is het van belang dat begeleiders beschikken over de juiste kennis om de mentale aspecten van een speler goed te kunnen wegen. Testen als MBTI, Action Type of Insights geven de coach veel handreikingen op dit vlak. Het is van groot belang dat je spelers bewust laat worden van hun talenten en wat ze hiermee kunnen. Kortom: wie ben je en wat wil je? Als trainer kun je spelers helpen om hun ontwikkelingsgebieden te benoemen. “Je kunt nog zo’n groot talent zijn”, aldus Smolenaars, “maar als je er niets mee doet, kom je er ook niet. Wij gebruiken bij Bloemendaal Heren 1 bijvoorbeeld Insights. Maar ik ben ervan overtuigd dat dergelijke testen in een eenvoudigere versie uitstekend toe te passen zijn bij de jeugd.” Inmiddels heeft Pieter Gallas een test voor jeugdsporters ontwikkeld, op basis van MBTI, te weten YTDI (Young Talent Development Indicator). Misschien zijn de mentale vaardigheden niet echt te gieten in cijfermatigheden. Je kunt per categorie echter wel aangeven welke vaardigheden een speler moet beheersen.
Interne toetsing
Selecteren is niet een cijferlijst volgen. “Zoals eerder aangegeven zijn de uitkomsten van de testen een onderbouwing van wat je als begeleiding zelf al hebt geconstateerd. Testen kunnen daarom een mooie aanvulling zijn voor de motivering”, aldus Smolenaars, die stelt dat alles valt en staat met de kwaliteit van de selecteurs. “Kennis en ervaring op dit terrein is onontbeerlijk. Misschien blijft ‘wat zie je’ wel het belangrijkste criterium. De kunst is dat de selecteur – op basis van richtlijnen die de club heeft vastgesteld – kan motiveren waarom hij speler A wel geschikt vindt en speler B niet.” De Technische Commissie is uiteindelijk leidend in het maken van de definitieve keuzes. Het gaat immers niet om de beslissingen van dat ene jaar; het is een meerjarenbeleid dat je als club uitstippelt. De coaches zijn meestal passanten. De Technische Commissie moet blijven waken over de grote lijnen. “Toch is het de coach die uiteindelijk een seizoen lang met de groep aan de slag gaat”, vervolgt Smolenaars. “Hij moet dus wel achter de uiteindelijke keuzes staan. Alleen dan kan hij het zijn groep een optimaal resultaat boeken. Daarom is het verstandig de coach in de laatste fase van de selectieprocedure de ruimte te geven om zijn persoonlijke voorkeur kenbaar te maken, als deze niet overeenkomt met de visie van de Technische Commissie. Hij mag dan de Technische Commissie proberen te overtuigen. Waarom wil hij voor een paar – met de nadruk op ‘een paar’ – spelers een uitzondering maken? Hoe hoger de categorie, hoe zwaarder zijn mening telt. Op deze manier blijft de interne toetsing gewaarborgd.” Het maken van een selectie blijft te allen tijde mensenwerk. je kunnen dan ook stellen dat selecteren grotendeels subjectief is. Maar met een helder en consistent selectiebeleid, een gedegen selectieprocedure en duidelijke selectiecriteria kun je de subjectiviteit grotendeels wegnemen. En al gebeurt de selectie nog zo zorgvuldig, houd altijd in het achterhoofd: selecteren geeft geen garantie voor de toekomst!