De coach van morgen maakt ‘mentale weerbaarheid’ concreet en trainbaar
Zijn mentale krachten van doorslaggevend belang bij het winnen van grote toernooien?
De Batavieren, de officiële vereniging van oud-hockeyinternationals, presenteerde op het WK 2014 in Den Haag de uitkomsten van een onderzoek naar het begrip ‘mentale weerbaarheid’ en de invloed ervan op topprestaties (zie afbeelding hieronder). Hun conclusie was dat mentale krachten van doorslaggevend belang zijn bij het winnen van grote toernooien. Belangrijker nog dan spierkracht, sprintsnelheid, de strafcorner en de autoriteit van de coach. Maar wat is mentale weerbaarheid eigenlijk? En kun je het trainen? In dit artikel geeft Bas Bruin inzicht in diverse aspecten die hierbij een rol spelen. Tevens geeft hij een aantal praktische tips voor trainer/coaches hoe hiermee om te gaan.
Wat is mentale weerbaarheid?
Onder mentale weerbaarheid wordt in de literatuur verwezen naar een ‘mind over matter’ status op momenten dat het beproefde niet meer werkt, het geluk je in de steek gelaten lijkt te hebben en de vermoeidheid extreme vormen aan heeft genomen. De speler die op die momenten van stress relaxed, mentaal helder en assertief kan reageren noemen we ‘mentaal weerbaar’.
Nederland kwam er in dat onderzoek matig uit. Waar Duitsland en Australië hoog scoorden op de mentale meetlat, was dat volgens de respondenten bij Nederland het zwakst ontwikkeld. In onze topsportcultuur is het mentale deel vaak niet meer dan de kers op de taart. Tenminste, het bewust mentale deel, want in iedere wedstrijd en in iedere training zit uiteraard een (onbewust) mentaal aspect. Het concreet maken gebeurt ook al wel; via mental coaches, sportpsychologen en andere externen komt het bij de meeste topteams wel aan bod. Maar op het trainingsveld is het dan weer business as usual, waardoor we meestal niet verder komen dan ‘een schop onder je kont’ of ‘harder werken en er alles voor willen doen’ als mentale toevoeging. De vraag aan de coach is ook vaak of hij ‘een donderspeech heeft gegeven in de rust’, want de tweede helft ging immers veel beter dan de eerste helft. Dat is per definitie niet de insteek waar ik op doel. Korte extrinsieke input kan zeer nuttig zijn, maar het is interessanter om te kijken naar een insteek die op de lange termijn het mentale aspect bewust maakt en volledig integreert in de trainingsaanpak. Bewuste en concrete mentale ontwikkeling komt naar alle waarschijnlijkheid te weinig terug in ons talentontwikkelingsmodel, met de conclusies van De Batavieren als gevolg daarvan.
Marije Elferink-Gemser, die namens de Universiteit van Groningen onderzoek deed naar talent en talentontwikkeling, onderschrijft dat. Uit grootschalig onderzoek met 300 jeugdhockeyers uit de top van hun leeftijdscategorie bleek dat talent met name te herkennen is aan de mentale factoren intrinsieke motivatie, doeloriëntatie en reflectie op de eigen acties. Elferink-Gemser noemt een sporttalent ‘Iemand die in trainingen en wedstrijden beter is dan zijn leeftijdsgenootjes en de potentie heeft om in de toekomst de top te halen’. Echter, bij het waarmaken van die potentie valt een heel groot deel af dat in mindere mate beschikt over het vermogen om acties te verbinden aan de reflectie, ook wel zelfregulatie genoemd. Zonder de intrinsieke drive om beter te worden is de kans klein dat een ‘talent’ de top haalt.
Het is leuk om beter te worden in dingen waar je energie van krijgt.
Objectivering
Aan intrinsieke motivatie wordt op zichzelf al een hoger concentratieniveau toegedicht. Het is leuk om beter te worden in dingen waar je energie van krijgt. En je krijgt energie van bezig zijn met competenties die bij je persoonlijke voorkeuren passen. In de psychologie wordt iemands persoonlijkheid gezien als de combinatie van aangeboren en aangeleerde eigenschappen. Objectivering van die eigenschappen kan helpen om jouw wijze van leren of jouw concentratiegewoontes tegen het licht te houden. Maar het kan je bijvoorbeeld ook helpen om goed te functioneren binnen een team. Alleen het inzicht dat niet iedereen hetzelfde is kan al tot meer rust en betere prestaties leiden.
Er zijn tientallen testjes beschikbaar: MBTI, Action Type, Lifo, Lumina, Big five, Sportsights en nog veel meer. De ‘waarheid’ die deze testjes pretenderen te geven wordt in de wetenschappelijke wereld breed bekritiseerd. De persoonlijkheid is veel te genuanceerd om te vangen in een test. De testuitslag zegt dan ook niet alles over wie je bent. Het kan echter wel een mooie opstap zijn naar ontdekking ervan. De meeste persoonlijkheidstestjes zijn valide, maar zeggen in feite met name iets over het moment dat je de vragen invulde. De antwoorden zijn immers afhankelijk van veel factoren, zoals ervaring (aan welke concrete situaties kan ik de vraag relateren?), sociale wenselijkheid (welk antwoord wordt van mij verwacht?) en de verwachting wat er met de antwoorden gedaan gaat worden. Lastig dus om daar een verstrekkend oordeel aan te hangen. Toch is het op zich een prima werkend middel om enigszins tot objectivering te komen. Een fitheidstest zegt immers ook niet alles over de prestatie van morgen. Ook daar kunnen allerlei invloeden op de uitslag van de test van toepassing zijn, zoals vermoeidheid, ziekte of nervositeit. Bij mentale testjes is dat niet anders. De boodschap zou wel moeten zijn dat de voorkeuren die uit de test komen altijd door concreet gedrag bevestigd moeten worden en dat met name degene om wie het gaat daar input aan moet geven. Zelfreflectie krijgt daarmee richting en gaandeweg het ontwikkelingsproces krijgt het persoonlijkheidsprofiel dan steeds meer inhoud.
Een fitheidstest zegt immers ook niet alles over de prestatie van morgen.
MBTI
De testmethode die je gebruikt als startpunt van dat traject maakt in principe niet zoveel uit. De keuze kun je het beste af laten hangen van de werkbaarheid van de uitkomsten. Wat kun je er concreet mee? Is de informatie zweverig of geeft de conclusie duidelijke handvatten? Een invalshoek die op zich veel duidelijke en werkbare informatie geeft is MBTI/Action Type.
MBTI gaat in op vier voorkeursdimensies van gedrag. Iedere persoonlijkheid kent een voorkeur bij elk van de dimensies waar de test op meet. Die voorkeur kan licht zijn, waardoor je van alle dimensies wel iets terugziet in het gedrag. De voorkeur kan echter ook heel sterk zijn, waardoor iemand duidelijk te duiden gedrag vertoont. De test geeft een score op:
1 Focusstijl: je komt in concentratie door je te richten op (de rust van) je eigen gedachten (I: Introversion) of juist door je te richten op je (drukke) omgeving (E: Extraversion).
2 Leerstijl: een voorkeur voor leren door te ervaren (S: Sensing) of juist door verbanden tussen theorieën en gebeurtenissen te leggen (N: iNtuïtion).
3 Beslissen: of je feitelijk (T: Thinking) of op gevoel (F: Feeling) tot beslissingen komt.
4 Leefstijl: strak en georganiseerd (J: Judging) of liever de opties open houden (P: Perceiving).
Sommige dimensies versterken elkaar, waardoor er clusters van eigenschappen ontstaan (zie schema hieronder). Die clusters noemen we ‘temperamenten’ en ieder temperament heeft zijn specifieke voorkeuren en valkuilen.
SJ + 55% |
Taakgerichte speler, de haarlemmerolie in het team, wil graag stap voor stap iets tot een goed einde brengen.
Houdt minder van visie-verhalen en meer van gewoon doen, zeer goed in tot de perfectie uitvoeren van de afspraken. Als verdediger of als verdedigende middenvelder ongeëvenaard door zijn opofferingsgezindheid. |
SP + 25% |
Voorop in de strijd, wil graag uitdagende dingen doen, creatief, vurig, korte hoge concentratieboog.
Wil het liefst continu op avontuur en de grote man of vrouw zijn. Vraagt om afspraken, maar laat die vaak als eerste los. SP’s zijn uitstekende spitsen, want zeer primair voor de goal. |
NF + 12% |
Goed in onderlinge relaties en verwoording van het groepsgevoel, diplomatiek, streeft naar ontwikkeling van de groep, wil graag van waarde zijn. NF’s zijn geweldige aanvoerders
Door de N-voorkeur naar voren gericht, zet graag een spits vrij voor de goal met een gevoelig passje, minder goed in zelf afmaken. |
NT + 08% |
Hoge aspiraties en zeer veeleisend (voor zichzelf en zijn omgeving), goed in het maken van sterk doordachte plannen, visionair, strategisch goed, zeer gericht op competentie en winnen. NT’s zijn sterke leiders in het veld, met name goed op strategische posities die ze zelf invulling kunnen geven.
Door de N-voorkeur geneigd om eerst diep te kijken en dan pas kort. In mandekking sterk op interceptie (leest de lichaamstaal van veraf) en uitstekend in het geven van de splijtende lange bal. |
Valkuilen
Bij verschillende persoonlijkheden horen ook verschillende valkuilen. Het is belangrijk om die scherp op het netvlies te hebben. Die valkuilen liggen in principe voor de hand. Iemand die zijn opties graag open houdt (P) kost het veel meer energie om structuurdoelen te stellen dan iemand die een gestructureerd karakter (J) heeft. SP’s hebben daarom bijvoorbeeld vaak moeite met verdedigen. De meeste SP’s denken namelijk primair in balbezit, niet omdat ze spits staan, maar omdat het deel is van hun karakter om primair te reageren en te denken in activiteit in plaats van in reactiviteit. Wees dus als trainer/coach niet verrast als een SP-spits onbeholpen verdedigt in de eigen cirkel. Zo heeft ieder temperament zijn specifieke valkuil (zie schema hieronder).
SJ – 55% | Kan slecht met verandering in de organisatie omgaan, moet alles eerst getraind hebben, zonder structuur stuurloos en heeft graag een plan B, mocht plan A niet werken |
SP – 25% | Snel uit focus, vindt het lastig om in organisatie te spelen, onthoudt tactische afspraken in de regel niet of nauwelijks |
NF – 12% | Kan soms blijven hangen in de ideale benadering en niet meer tot daden komen |
NT – 08% | Kan onpersoonlijk overkomen, hetgeen als ‘koud’ kan worden opgevat, zeker door mensen met een F-voorkeur |
Wees dus niet verrast als een SP-spits onbeholpen verdedigt in de eigen cirkel.
Spelen vanuit jouw voorkeur
Bij de bespreking van een wedstrijdsituatie kan de neiging van de trainer of coach onweerstaanbaar zijn om de oplossing al mee te geven: bied je zus of zo aan, pass de bal daar, schuif in, et cetera. Het middel wordt daarmee al snel het doel. Het is beter om spelers uit te dagen om zelf een doel te stellen. Dat kan een doel zijn met een termijn van een jaar, een maand, een week, de komende training, iedere 5 minuten, per actie et cetera. En ze vervolgens te trainen om dat steeds opnieuw te doen. Welke oplossing zoek je voor welk probleem en wat zijn de mogelijke gevolgen? Waar hangt jouw keuze vanaf? Spelers leren dan om op basis van hun eigen waarneming een beslissing te nemen.
De MBTI-indeling geeft richting in het stellen van die doelen. Iemand die afwezig gaat kijken bij lange termijndoelen moet je daar dan ook niet teveel mee vermoeien. De voorbereiding op een training of wedstrijd is per karakter verschillend. SP-spelers willen vooral korte termijndoelen nastreven. NT en NF willen juist het liefst de hele dag brainstormen over de lange termijn mogelijkheden. Laat die dat doen, maar dan wel met andere NT’s en NF’s. Introverten krijgen energie van stilte en afzondering. Extraverten zoeken juist graag de drukte en het gezelschap van anderen. De keuzes die gemaakt worden zijn altijd ingegeven door het karakter. En waar de karakters verschillen, zullen ook de keuzes verschillen. Dat is juist goed, allemaal dezelfde types in jouw team werkt niet, allemaal dezelfde behandeling en training werkt ook niet. Het spel wordt dan voorspelbaar, de energie loopt eruit en de valkuilen blijven bestaan.
De keuzes die gemaakt worden zijn altijd ingegeven door het karakter.
Verandering van gedrag onder stress
Marloes Henckens promoveerde in 2013 op ‘Het gestresste brein’, een onderzoek naar de rol van stress en het stresshormoon cortisol op het functioneren van de hersenen. Henckens toonde aan dat stress en het stresshormoon cortisol de functionele verbindingen tussen hersengebieden veranderen. Verschillende delen van de hersenen werken op een andere manier samen onder stress dan wanneer er geen stress in het spel is. Het gedrag dat eruit voortkomt kan dan ook wezenlijk anders zijn. En het belangrijkste: het heeft niets met onwil te maken, dus als coach boos of emotioneel reageren heeft geen enkele zin.
Henckens concludeerde dat het cognitief systeem, onder meer verantwoordelijk voor het geheugen, na blootstelling aan cortisol minuten tot uren nodig heeft om te herstellen. In die periode is het nog wel in staat om op de automatische piloot te reageren, maar lastige taken worden totaal onmogelijk. Daarbij wordt het brein vatbaarder voor emotionele stimuli en kan men zich moeilijker concentreren. En omdat het geheugen nog nauwelijks iets registreert blijft het gedrag grotendeels onbewust, hetgeen zelfreflectie onmogelijk maakt.
De eerste reactie om het stresspunt te voorkomen is vaak om nóg fitter te worden. Fitheid stelt immers vermoeidheid uit, waardoor het lichaam minder snel overbelast raakt. Daar zit een kern van waarheid in, maar mentale overbelasting is niet 1 op 1 te vergelijken met lichamelijke overbelasting. Er zijn veel afleiders (het weer, de scheidsrechter, het gevolg van winnen of verliezen, et cetera.) die bij de één gemakkelijker een reactie oproepen dan bij de ander. De triggers voor stress zijn dan ook sterk karakterafhankelijk.
Andere methodes
Hoewel Action Type werkt met stresslenzen (het type onder druk) zijn er methodes beschikbaar die beter werken om stress inzichtelijk te maken. Lifo, Lumina en Insights geven zeer werkbare aanknopingspunten als het gaat om gedragsverandering bij stress. De kleuren (figuur 1 in de download onder aan dit artikel) zijn overigens niet naadloos over de typologie van MBTI te leggen. Het geeft de persoonlijkheid via een andere invalshoek weer, hetgeen in combinatie met elkaar de nuances van de voorkeursstijlen beter over het voetlicht brengt. Dat kan bijvoorbeeld met de Lifo® test. De meting is op vier aspecten die in kleuren zijn weergegeven: blauw staat voor analytisch vermogen, groen voor vriendelijkheid, geel voor expressiviteit en rood voor de mate van leiderschap. De kleuren geven inzicht in de normale gedragsstijl en de verandering ervan onder stress.
Organisaties zoals politie en het leger hebben veel met stresssituaties te maken, er is dan ook het nodige onderzoek naar gedaan. De Faculteit Bewegingswetenschappen van de VU heeft onderzoek gedaan naar gedragsverandering onder stress (1: zie onder literatuur) bij politieagenten. Daar kwam onder meer uit dat als er in de training ook teruggeschoten werd (met verfkogels), het stressniveau enorm toenam en de effectiviteit van het optreden met een kwart tot de helft afnam. Kortom, stress heeft een grote invloed op de effectiviteit van de taakuitvoering. We weten uit eerder onderzoek dat simpele taken een hoge mate van stress aankunnen. Bij complexe taken ligt dat anders, daar werkt stress al snel remmend (2: zie onder literatuur). Creatieve vaardigheden zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse spelopvatting. Om die kwaliteiten te kunnen blijven gebruiken onder hoge druk zou het raadzaam zijn om de stress-triggers en de reactie erop van alle spelers in kaart te hebben.
De speler in figuur 1 heeft in een normale situatie een duidelijke voorkeur voor groen gedrag. Groen gedrag staat in de wedstrijd voor een dienende spelstijl. Als het doel van de groep winnen is, is dat voor hem dus ook zo. Dus trouw aan de groep is belangrijk in zijn keuzes. De oranje lijn is een voorspeller van het gedrag in stress. Daar zou een behoorlijke verandering in kunnen zitten. De oranje lijn heeft een uitschieter naar blauw en naar rood. Dit zijn de stresseigenschappen en die zijn in principe altijd ongecontroleerd. Dus waar blauw in zijn kracht analytisch, to the point en betrouwbaar is, kan dit onder druk doorslaan naar zoekend naar een structuur zonder acht te slaan op de bal of de situatie. Rood en blauw houden het lang vol op een groot toernooi. Geel en groen zijn complexer in hun benadering en zijn gevoeliger voor energieverlies.
Creatieve vaardigheden zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse spelopvatting.
Concentratiecirkels van Eberspächer
Nu we weten dat het stressgedrag meetbaar is en welke richting het per persoon op zal gaan is het interessant om te kijken wat de trigger is. Stress kan door allerlei zaken komen: vermoeidheid, druk om te winnen, angst om niet goed te spelen of wat dan ook. Dit noemen we afleiders (triggers) en die zijn er in vele soorten en maten. Afleiders zijn gemakkelijk inzichtelijk te maken via de concentratiecirkels van Eberspächer (figuur 2 in de download onder aan dit artikel). In het centrum (en in focus) zit alleen jijzelf en jouw taak. Hoe meer je je laat beïnvloeden door afleiders, hoe verder je van het centrum komt en hoe meer energie het kost om weer terug te komen in focus.
Ook hier gaat het met name om bewustwording. Kennis van voorkeuren, valkuilen en bewustwording van stressgedrag geeft mogelijkheden om bewust te trainen. Daar komt alles bij elkaar tot het begrip mentale weerbaarheid. Trainen van concentratie kan in iedere oefening, het is alleen zaak om naast de technisch/tactische doelen en het fysieke aspect ook het mentale aspect in de aandachtspunten op te nemen.
Trainen van concentratie kan in iedere oefening.
De concentratietheorie van Nideffer onderscheidt vier verschillende aandachtstijlen die je in staat stellen om langdurig geconcentreerd te trainen of te spelen (figuur 3 in de download onder aan dit artikel). Door regelmatig te switchen tussen de stijlen kan de aandacht actief gestuurd worden. De voorkeurstijl vindt aansluiting bij het MBTI-type. De eerste en de laatste letter zijn samen een indicatie voor de voorkeurstijl van concentreren. De theorie achter de aandachtstijlen is dat je vanuit je voorkeur automatisch voor één van de vier stijlen kiest. Dus als je EJ-voorkeur hebt is je focusstijl in eerste aanleg extern/smal en focus je in eerste instantie graag op de bal of op een ingezoomd punt waar de bal moet komen. De andere drie stijlen moet je actief oefenen om alle aspecten van de spelsituatie waar te kunnen nemen. Die kosten echter wel meer energie dan de voorkeurstijl. Het lijkt een aspect dat relatief gemakkelijk mee te nemen is tijdens de training. Bewust verleggen van aandacht draagt bij aan de effectiviteit van de actie. Hoe langer in focus, hoe minder snel stressfactoren mee kunnen spelen en hoe langer de individueel sterke punten dus ingezet kunnen worden.
• Je kunt maar 1 focusstijl tegelijk gebruiken; het heen en weer springen is trainbaar. Met name
bij scoringsacties gaat dit nog wel eens mis. Vaak vindt onder druk van het moment de focus op
het afronden te vroeg plaats. In de cruciale actie moet bijvoorbeeld ook focus zitten in de vrijloopactie en de tactische situatie (intern breed), de balaanname met het juiste gevoel, de kracht waarmee je de stick vasthoudt en de spanning op je spieren (intern smal), het overzicht van de ruimte (extern breed) en het uiteindelijke focuspunt in de goal (extern smal), waar de bal moet komen.
De switch tussen de stijlen kan razendsnel en een goed getrainde speler hoeft er ook niet meer bij na te denken.
• Als de druk over het kookpunt gaat lukt het (bij mensen die daar niet mee om kunnen gaan) niet meer om een focusstijl te kiezen of die te behouden.
• Zelfvertrouwen wordt mede bepaald door het vermogen om de gepaste voorkeurstijl in te zetten.
In de trainingspraktijk zou het model van Nideffer er zo uit kunnen zien (figuur 4 in de download onder aan dit artikel). De rode pijlen geven overfocus aan, een afleider die kan leiden tot stress.
Ontwikkeling van het mentale verdient een belangrijke plek in de opleiding en begeleiding van talent.
Conclusie
Door mentale kracht op te delen in voorkeursgedrag, gedrag in stresssituaties en bewuste focus krijgt het begrip concrete vorm. Wellicht vraagt het ‘bewust trainbaar maken van mentale weerbaarheid’ een verandering van het paradigma waaraan een goede training moet voldoen. Het concreet maken van mentale kracht is net zo belangrijk als het concreet maken van sprintsnelheid, techniek of begrip van veel voorkomende tactische situaties. Ontwikkeling van het mentale verdient een belangrijke plek in de opleiding en begeleiding van talent. Reflectie op de prestatie kan alleen als de mentale prestatie ook geduid kan worden. Door gedrag via persoonlijkheids-testjes objectief te maken is de schijn van ‘in hokjes duwen’ altijd aanwezig. We moeten alleen wel een verschil maken tussen de testuitslagen en de persoonlijkheidseigenschappen die je graag in kaart wilt brengen. De testuitslagen kunnen in een traject van talent tot topsporter veranderlijk zijn. De dieper liggende persoonlijkheid is dat echter niet. Het gaat in eerste instantie om bewustwording, daarna om de richting van de zelfevaluatie en vervolgens om de acties die nodig zijn om te ontwikkelen op de geëvalueerde punten. De uitdaging is om alle aspecten, namelijk het fysieke, het technisch/tactische èn het mentale, bewust èn op de limiet te trainen èn ruimte te geven voor keuzes die voortkomen uit het karakter. Talent krijgt dan de ruimte om te laten zien dat het echt talent is. Het rapport van De Batavieren heeft dan zijn beoogde uitwerking gehad.
Literatuur
De Batavieren (2014). Crunching numbers for World Cup success. FIH website t.b.v. World Cup Den Haag.
De Batavieren (2014). Het Nederlandse tophockey: ‘From good to great’.
Elferink-Gemser, M., Visscher, C., Lemmink, K., Mulder, Th. (2007). Multidimensional performance characteristics and performance level in talented youth field hockey players. A longitudinal study, Journal of Sports Sciences, Vol. 25, no. 4.
Hamaker-Zondag, K. M. (2006). Jungs psychologische typen in de praktijk. Symbolon, Amstelveen.
Henckens, M. (publicatie 2010, proefschrift 2013). Het gestresste brein. Journal of neuroscience.
Huijbers, J. & Murphy, P. (2006). Totaalcoachen, begeleiden met Action Type. Arko Sports Media, Nieuwegein.
Nideffer, R. (Sept. 1976). Test of attentional and interpersonal style. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 34(3), 394-404.
Oudejans, R., Nieuwenhuys, A. & Willemsen, G. (2010). Trainen onder stress: Effecten op de schietvaardigheid van politieambtenaren. Politie & Wetenschap nr. 53a. Amsterdam: Reed Business.
Vermeren, P. (2009). De HR-ballon, 10 populaire praktijken doorprikt. Academia Press, Gent.
Yerkes, R.M. & Dodson, J.D. (1908) 2. Inverted U Theory.