Wordt een goede jeugdopleiding succesbepalend?
Verenigingen accepteren dat ze voor een goede jeugdopleiding Technisch Management nodig hebben.
In een relatief korte tijd is de Nederlandse hockeypopulatie gigantisch in omvang toegenomen. Inmiddels staat de teller al op 250.000 leden. Dat betekent dat de ruim 310 verenigingen hun handen meer dan vol hebben om al hun leden een aanbod te geven waardoor ze, van jong tot oud, langdurig met plezier en in een veilige en krachtige (leer)omgeving kunnen hockeyen. Om dat te realiseren dient elke club een doordacht opleidings- en begeleidingsplan op te stellen. Daarbij tekent zich een ontwikkeling af dat dit niet meer kan met uitsluitend vrijwilligers. Die constatering bracht de KNHB ertoe Technisch Managementopleidingen te starten, vooral bedoeld om het technisch kader goed te begeleiden. Als eerste werd in 2013 de opleiding Technisch Coördinator (TM3) uitgerold, waarna in 2014 de opleiding Technisch Management (TM4) volgde. Achterliggende gedachte is om van de in dit segment actieve personen een beroepsgroep te maken. Als aanzet daartoe werd op 18 november 2015 een netwerkbijeenkomst voor Technisch Managers georganiseerd met als thema: Wat is de beste jeugdopleiding in Nederland? Hockeyvisie was erbij en doet in dit artikel verslag.
Thema: Wat is de beste jeugdopleiding?
Een ambitieuze formulering van het thema. Om inzicht te krijgen in verschillende visies hieromtrent had de KNHB Academie drie gastsprekers uitgenodigd.
Vanuit SV Kampong (als grote vereniging met meer dan 3.000 leden) was Technisch Manager Topjeugd Mark Borgers aanwezig. Samen met Ronald Udo (voorzitter MHC Dash, een kleine vereniging met 550 leden) presenteerde hij een visie op welke fundamentele criteria een goede jeugdopleiding gebaseerd dient te zijn. Als derde spreker was Art Langerer uitgenodigd. Vanuit zijn functie als Hoofd Jeugdopleiding bij PSV (een BVO: Betaald Voetbal Organisatie) presenteerde hij op welke aanpak de jeugdopleiding is gestoeld.
Het gaat niet om de beste van het land te willen zijn, maar om uniek te willen zijn met een herkenbare eigen identiteit.
Criteria om tot een goede jeugdopleiding te komen
Uitgangspunt voor de presentatie was de jeugdopleiding van een fictieve hockeyvereniging. Aan de aanwezigen werd de vraag gesteld welke criteria voor deze vereniging daarbij van belang zijn. Vanuit de zaal werden genoemd: een veilige omgeving, plezier en prestatie vullen elkaar aan, leren, ontwikkeling staat centraal, geschoold kader, rekening houden met de jeugdspeler, balans tussen hockey- en andere activiteiten en continuïteit in beleid.
In de optiek van Borgers en Udo dient de vereniging ‘aan de poort, als het aspirant-lid zich aanmeldt’, de volgende begrippen essentieel te vinden en in haar beleid uit te stralen:
– Ontwikkeling: waar willen we met de jeugdopleiding naar toe?
– Binding met de club: heldere structuren neerzetten voor en met elkaar. Goede afspraken maken over wat je van elkaar verwacht.
– Uniek willen zijn: strategie en continuïteit horen hierbij.
– Hockey: daar gaat het om, en dat doen we samen.
Vanuit een visie op opleiden werk je als vereniging vervolgens een aanpak uit die leidt tot heldere structuren, waarbij het technisch kader, de jeugdleden èn de ouders aan ‘de voorkant’ weten waar ze aan toe zijn en wat ze kunnen verwachten.
Er is een opbouw per leerjaar, waarbij de volgende niveaus worden onderscheiden:
– Een topteam (daarbij gaat het om het ‘spelen om de knikkers’).
– Een ambitieteam (met een doorgaande leerlijn).
– Een breedteteam (met een doorgaande leerlijn).
Om dit alles te effectueren is het belangrijk dat je het totale technisch kader optimaal faciliteert (in opleiding, begeleiding, materialen).
Udo: ‘Porter heeft in dit verband aangegeven dat je een heldere strategie moet ontwikkelen, die continuïteit waarborgt en waarbij het niet gaat om ‘de beste’ te willen zijn, maar om ‘uniek’ te willen zijn.’
Belangrijk is dat aspirant-leden aan de poort weten wat hen te wachten staat.
Met een goede jeugdopleiding heb je goud in handen
Borgers (‘SV Kampong is een breedtesportvereniging met een divisie topsport’) legt uit: ‘De vereniging moet zich realiseren dat de jeugdopleiding wat waard is en wat waard moet zijn. Het inzetten van een goede jeugdopleiding als middel betaalt zich uit voor de vereniging. Het resulteert in duurzame prestaties op en buiten het veld. Want de leden groeien niet alleen als speler, maar ze groeien ook als mens en worden daardoor een betere wereldburger. Om dit te realiseren heb je kader en bestuur nodig die deze filosofie omarmen en ondersteunen.’
Udo voegt toe: ‘Wij hebben geen ballotage aan de poort. Want de kernovertuiging is dat de hockeyclub er is voor iedereen. En dat iedereen daarin een taak heeft. Dus als het kind lid wordt, dan betekent het dat je als ouder meedoet! Je moet een cultuur creëren waarbij het als gewoon wordt ervaren om iets voor de club te doen. In onze opleiding staat de ontwikkeling tot een volwaardig persoon centraal. Dit geldt voor de spelers, maar ook voor de vrijwilligers!’
De kernovertuiging is dat de vereniging er is voor iedereen.
Manage verschillende verwachtingen
Natuurlijk komt ieder met eigen en verschillende verwachtingen naar een vereniging. Dit geldt mogelijk nog meer voor ‘talenten’. Borgers vertelt hoe het bij Kampong werkt: ‘We maken voor alle geledingen de route zo helder mogelijk. Daartoe hanteer ik begrippen als duidelijk, oprecht, menselijk. Ouders worden hier direct bij betrokken middels klankbordgroepen. Evenzo doen we dat met de trainer/coaches. Voor de kinderen zorgen we op die wijze voor een helder verwachtingsmanagement. We geven aan waar ze staan en wat ze van ons kunnen verwachten.’
Udo: ‘Deze werkwijze maakt dat de kanalen voor wat betreft de communicatie en de besluitvorming transparant zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het fenomeen ‘teamindeling’, of aan de afspraken tussen de spelers en de staf of tussen de spelers onderling. Het is allemaal bespreekbaar gemaakt en derhalve met elkaar besloten.’
Borgers vervolgt: ‘In grote lijnen onderscheiden we een drietal ‘klantrelaties’:
1. De Ouders: zij vragen om ‘ontzorg ons’, waarbij ze weten en er vanuit kunnen gaan dat hun kind in een veilig sportklimaat kan sporten.
2. De Kinderen: hun behoeften vertalen zich in: ‘ontwikkel ons’.
3. Het Kader: zij hebben behoefte aan ‘Laat mij zelfstandig handelen en ontplooien’. Zij willen nadrukkelijk in een klimaat werken waarbij ze fouten mogen maken, zonder er direct op afgerekend te worden.’
Udo illustreert dit met het volgende voorbeeld: ‘In een teamsport als hockey gaat het juist en vooral om samen doen. Dit komt voortdurend terug in de wijze van omgaan met elkaar. Als een speler een foute pass geeft, dan reageer je als trainer/coach dus niet op de foute pass, maar benadruk je de keuze van de speler en het feit dat hij het geprobeerd heeft. Het gaat dus in essentie minder om winnen, maar meer om winst. Op deze wijze spelers begeleiden komt ook neer op: ‘Wat je zaait, krijg je dubbel terug in jouw portemonnee.’
Het gaat minder om winnen, maar meer om winst.
Welke inkomstenstromen heeft een club nodig?
Om de jeugdopleiding financieel te waarborgen moet een club kijken welke inkomstenstromen kunnen worden aangewend.
Borgers: ‘We hebben contributies, sponsoring, subsidies en commerciële activiteiten (bijvoorbeeld een activiteit door een team georganiseerd) die inkomsten opleveren.’
Udo vult aan: ‘Bij MHC Dash zijn er buiten de genoemde inkomstenstromen ook opbrengsten uit bar-activiteiten. Er is een ‘koudere geldstroom’ in de vorm van bordenleveranciers, maar ook daarmee bouwen we een relatie middels sponsoren-events. Tenslotte genereren wij nog inkomsten uit bijzondere activiteiten zoals een geraniummarkt, een korting bonnenboekjes, verkoopactie door de oudere jeugd en sponsoractiviteiten door de senioren.’
Diverse inkomstenstromen zijn nodig om de jeugdopleiding te kunnen financieren.
Doorgaande leerlijn als kernbegrip
Borgers: ‘We hebben bij SV Kampong gekozen voor een doorgaande leerlijn vanuit de gedachte ‘Sportief en met plezier sporten op je eigen niveau.’ Binnen dat vertrekpunt kennen we meerdere taakvelden:
– Maatwerk: de teamprestatie is ondergeschikt aan de individuele ontwikkeling.
– Komen tot zelfinzicht (waar nodig experts inschakelen om het kader in dit verband te scholen zodat die de juiste vragen kan stellen).
– Focus op jouw taak.
– Veilige leeromgeving creëren (voor de sporter, voor het team en voor het Technisch Management).
– Het maximale uit jezelf willen halen (onderdeel hiervan vormen fysieke testen of loopscholing voor bepaalde spelers).
– Zelfreflectie (hiertoe worden eventueel videobeelden gebruikt met als doel feedback te geven en te ontvangen).
– Gunnen (elkaar binnen het teamverband een eigen bijdrage gunnen).
– Willen samenwerken (in alle geledingen).’
Dit alles resulteert in een vorm van holistisch opleiden. Op dit moment wordt er vooral zo gewerkt met de selectieteams. Maar op termijn willen we dit ook voor bijvoorbeeld het C5 en het B3 team. Daarbij kunnen de drijfveren anders zijn, maar dan nog gelden de genoemde waarden.’
Udo schetst vanuit MHC Dash dat zij elk team ontwikkelingsgericht benaderen, of het nu A1 is of E7. Bronnen waar wij uit putten zitten ook buiten onze vereniging, bijvoorbeeld de congressen van de KNHB en externe experts.
Ontwikkelingsgericht sporten op je eigen niveau.
Waarmee kun je samenwerken?
Er zijn meerdere instanties waarmee je kunt samenwerken om de jeugdopleiding meer body te geven. Te denken valt hierbij aan: scholen, bedrijven, overheid, regioclubs, maar ook de bond. Dat geeft de mogelijkheid om voor verbinding te zorgen, zeker als het gekoppeld wordt aan bijzondere activiteiten (‘de Gaaf en Gezond-sportkantine’).
Borgers: ‘Voor de Technisch Manager is het vermogen tot verbinden het allerbelangrijkste. Dan wordt de aanpak en de werkwijze door iedereen gedragen, van professional tot vrijwilliger. Dit gebeurt dan vanuit overtuiging en willen leren, juist ook van elkaar.’
Dat is de uitstraling die je als club altijd moet hebben:
– Be the best en het ‘uniek zijn’ nastreven.
– Werk vanuit een professionele visie.
– Zorg voor en garandeer spektakel.
– Er is mooi gespeeld en er is een mooie inspanning geleverd.
‘MHC Dash heeft de afgelopen drie jaar vooral gekeken waar ieders kwaliteiten lagen. Wij kwamen tot de constatering dat het daarbij geen schande is om externe hulp in te roepen. Zo hebben wij advies ingewonnen bij:
– Een Consultant Technisch Beleid van de KNHB.
– Een professionele organisatie die ons helpt bij de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn.
– De ALO om stagiaires bij ons te stationeren.’ aldus Udo.
Samenwerken met ouders is een vak apart. Maar ook dit bepaalt jouw uitstraling. Mochten er ouders zijn die de verkeerde dingen roepen, dan kun je een ‘lolly’-commissie in het leven roepen. Die deelt aan de desbetreffende ouder een lolly uit en geeft daarmee impliciet een boodschap af om niet te roepen.
Udo: ‘We vertellen het de ouders direct aan het begin en laten het ook aan de buitenzijde van het verenigingsgebouw zien:
– Spelers hockeyen.
– Coaches coachen.
– Scheidsen fluiten.
– Ouders juichen.’
Stel een ‘lolly’-commissie in voor ouders die de verkeerde dingen roepen.
Resultaat
Het scorebord geeft slechts cijfermatig een resultaat aan en misschien dat vanuit de jeugd er van de 1.000 spelers uiteindelijk slechts 1 speler is die voor de Olympische Spelen opgaat……
Dus is het logisch dat de focus meer ligt op het streven dat met deze aanpak alle leden 100% gelukkig zijn. Want zoveel mensen, zoveel wensen. Weet daarom goed wat jouw leden bewegen.
Borgers doceert: ‘Er is een gerede kans dat een goede jeugdopleiding tot ledenaanwas leidt. Dat is enerzijds het resultaat van de duidelijkheid en de uitstraling als club en anderzijds van het beleid met betrekking tot alle leden. Zo hanteert Kampong een instroomquotum voor talenten van buitenaf, vooral gebaseerd op kwaliteit. Dit is bedoeld om eigen leden te beschermen en daarmee ook de identiteit van de club te borgen.’
Udo sluit af met: ‘De eigen leden zijn de ambassadeurs van de club. Als zij enthousiast zijn, dan werkt dat aanstekelijk. Zorg er voor dat zij met trots hun club uitdragen.’
Slotconclusie: het gedachtegoed van Borgers (SV Kampong) en Udo (MHC Dash) sluiten mooi op elkaar aan. Er is een enorme herkenning over hetgeen in beide verenigingen gebeurt. De uitdagingen en de inrichting zoals MHC Dash die kent worden herkend bij Kampong en omgekeerd geldt hetzelfde.
De door Borgers en Udo gepresenteerde visie wordt gevisualiseerd weergegeven in figuur 1 (zie download).
Een instroomquotum moet gebaseerd zijn op kwaliteit en niet op aantallen.
Wat doet PSV met zijn jeugdopleiding?
Art Langeler (Hoofd Jeugdopleiding PSV) gaf in een snelle, inspirerende presentatie een aantal kapstokken, waaraan het jeugdbeleid is opgehangen.
Het belangrijkste uitgangspunt voor PSV was het inzicht dat het kopen van de beste spelers financieel niet meer haalbaar is.
Langeler: ‘Dus vanuit die constatering werd besloten dat we de jeugdopleiding moesten opkrikken. Dat formuleerden we (Technisch Directeur Marcel Brands, hoofdtrainer Philip Cocu en ikzelf) in de doelstelling dat over 4 jaar de helft van de selectie van het eerste moet bestaan uit zelf opgeleide spelers.
Er was in het verleden een behoorlijk budget beschikbaar, maar mijn conclusie was dat er in het verleden onvoldoende rendement uit de opleiding gehaald is. Op dit moment is er voor de jeugdopleiding 4 miljoen euro beschikbaar, afgezet tegen het totale PSV-budget van ongeveer 80 miljoen euro.’
Eerste stap: beginnen met het technisch kader
Langeler: ‘Als eerste besloten we het technisch kader aan te pakken. Ik heb de eerste werkdag alle trainers bij elkaar gehaald en een voorbeeldtraining gegeven. Het betrof 15 trainers die elk een 1-jarig contract hadden. Mijn doel was vervolgens om te komen tot 15 fulltime trainers die een langdurig contract krijgen. Ik vind het belangrijk dat het trainerskorps evenwichtig is en een ruim pallet aan kwaliteiten bezit:
1. Vijf trainers die pedagogisch opgeleid zijn (lerarenopleiding PABO of ALO of een andere pedagogische Hogere Beroeps Opleiding (HBO)). Deze trainers hebben, naast pedagogische kwaliteiten, ervaring met selectievoetbal en met gestructureerd training geven.
2. Vijf/zes trainers die als oud-PSV’er een grote carrière hebben gehad. Zij kunnen veel vanuit hun ervaring aanreiken en zijn in staat om de speler te helpen als het zijn doorzettingsvermogen betreft om de top te halen.
3. De derde groep bestaat uit trainers die als speler de absolute wereldtop hebben gehaald: Mark van Bommel, Luc Nilis en Ruud van Nistelrooij. Zij brengen elk een eigen specialiteit in, waarmee je als speler het verschil kunt maken als je wilt slagen als topspeler.
Ik geef hen mijn filosofie mee dat spelers beter worden als de trainer veel aan hen vraagt in plaats van het aan hen op te leggen. Wat de speler zelf heeft bedacht wordt met meer plezier uitgevoerd!
Zij trainen allemaal verschillende teams, maar ik ben elke dag bezig om de zo belangrijke samenhang te vergroten en kruisbestuiving te realiseren.’
Het is belangrijk dat het trainerskorps evenwichtig is en een ruim pallet aan kwaliteiten bezit.
Tweede stap: omhoog brengen van het niveau van de spelers
Om er op langere termijn zeker van te zijn dat de kwaliteit van het spelniveau blijft toenemen, legde Langerer uit welk model PSV heeft uitgerold.
‘Er zijn 4 leeftijdscategorieën: U9, U10, U11 en U12. Er zijn in totaal 70 spelers in deze leeftijdsgroepen geselecteerd. In groepen van 10 spelers worden die vervolgens bij 7 verschillende satellietclubs in de regio door PSV-trainers getraind. Dat betekent dat ze in hun eigen vertrouwde omgeving blijven spelen, dus niet voortdurend met een busje op en neer rijden naar de Herdgang, het trainingscomplex van PSV. De PSV-trainers verzorgen de trainingen. En PSV levert de trainers, waardoor de satellietclub ook beter wordt.
Deze spelers blijven de wedstrijden voor hun eigen club spelen, maar zijn op deze manier wel minstens 4 jaar in beeld bij ons. Bij de groep U9-U12 wordt er niet gecoacht op tactiek, maar vooral op de juistheid van de technische uitvoering (‘een goede pass’). We spelen hier 6 tegen 6 waarbij de spelers op elke positie (inclusief het keeper zijn) komen te spelen. Deze spelvorm leidt tot veel doelpunten en heeft als bijkomend positief gevolg dat er minder commotie is bij ouders, want een doelpunt is dan niet meer zo bijzonder.’
Langeler vervolgt: ‘Onze begeleiding richt zich op het vergroten van de zelfwerkzaamheid door de spelers. Wij vinden een goede leerervaring bij deze spelers belangrijker dan winnen.
Daarnaast geven wij vanaf het begin aandacht aan de ouders van de spelers middels diverse bijeenkomsten: inzicht geven in hoe de club werkt, wat PSV verwacht van de spelers en van de ouders. Dan geven we duidelijk aan wat de waarden en normen zijn van PSV: zo werken we bij PSV met elkaar.
Maar ook: wat mogen de ouders van PSV verwachten? Dan horen de ouders dat de spelers naast voetbaltrainingen ook mentale training, zelfbeheersingstraining en training om zelfverzekerder te worden krijgen.’
Gehanteerde selectiecriteria
Wat zijn dan de selectiecriteria waar PSV vanuit gaat?
Langeler: ‘We kijken naar ‘motorische potentie’, wat betekent dat we kijken of de speler goed motorisch trainbaar is. Dat blijkt bijvoorbeeld uit sprongkracht, maar ook uit het snel op kunnen staan, een functionele techniek gebruiken, tweebenigheid. Verder letten we op de aanwezigheid van ‘enige inzichtelijkheid’. Dit is uiteraard een subjectieve term. Indicatoren die we hierbij hanteren zijn ‘dichtbij versus ver weg’ (een pass eerder zien/bedenken), maar ook de keuze van de pass en het passeren. Ons uitgangspunt is dat bij twijfel tussen twee spelers de motorische component de doorslag geeft.’
‘Een gevolg van dit beleid is dat onze teams in de U13-U16-categorie nooit kampioen worden, omdat we ons volledig richten op de individuele ontwikkeling en niet kijken of iemand al groot/sterk is. Pas vanaf de U17 worden kampioenschappen behaald. Want dan is het fysieke voordeel weggevallen.’
Deze opzet met het regiomodel geeft een win-win situatie: voor de satellietclub en voor PSV.
Hoe gaat het verder na de U12?
Langeler vervolgt: ‘Voor de categorie U13 t/m U16 halen we gescoute spelers op uit heel Nederland. Die worden door PSV bij gastgezinnen ondergebracht. Dat betekent dat het U13 het eerste officiële PSV-team is waarin ze wedstrijden spelen. Dit team bestaat uit 14 spelers. Het resultaat is dat van dit team ongeveer 75% uiteindelijk doorgroeit tot betaald voetbal speler. Onze stelling is dat spelers die in deze leeftijd goed zijn dat ook zijn als ze 16 jaar zijn, ondanks de groeispurt.’
Na de U16 kunnen de spelers uitstromen, dat wil zeggen dat ze een contract kunnen krijgen bij een betaald voetbalorganisatie. In dat kader vertelde Langerer dat bij PSV een 16-jarige speler een laag basissalaris heeft. Maar als hij 5 seconden meespeelt in het eerste team, komt hij direct in aanmerking voor een zeer lucratieve bonus.
Onze stelling is dat spelers die in deze leeftijd goed zijn dat ook zijn als ze 16 jaar zijn, ondanks de groeispurt.
Veel draait om de juiste aandacht
Naast het voetbalinhoudelijke begeleidingstraject kent PSV ook andere wijzen van begeleiden.
Langerer: ‘Bij de U12 doen we een eerste persoonlijkheidstest, die bij de U16 voor de tweede keer wordt gedaan. Bij de U13 is er vier keer in het seizoen een gesprek van de trainer met zijn speler. Daarbij is er ondersteuning van een psycholoog. Doel is dat de speler een individueel ontwikkelingsplan uitstippelt. Ondanks de intensieve aandacht zien we dat er veel uitstroom is. Dat kan doordat er een andere motivatie ontstaat of door een zware blessure. In die gevallen hebben we een nazorg-traject. In het 1e jaar na de uitstroom belt de laatste trainer van die speler twee keer na. Daarbij wordt onder andere de vraag gesteld wat PSV mogelijk anders had kunnen doen. In het 2e jaar na de uitstroom wordt er nog één keer contact gelegd.’
Elke speler ontwikkelt samen met zijn trainer een individueel ontwikkelingsplan.
Veilige leeromgeving
In de begeleiding door het technisch kader van deze leeftijdscategorie vindt PSV het belangrijk dat er een leeromgeving is die gekenmerkt wordt door:
– Het moet leuk zijn.
– Spelers mogen fouten maken.
– Het stellen van open vragen.
Langeler: ‘De U9-U12 traint 3 keer per week, waar de U13-U16 4 keer per week traint. Wat trainen we dan zoal bij deze spelers? Een voorbeeld: op basis van de individuele analyse krijgt een speler een training, waarbij hij 150 keer een voorzet geeft vanuit de loop met het rechterbeen (inclusief een verdediger en een keeper). Daarna wordt dit toegepast in de teamtraining en de wedstrijden. Vervolgens kijken we na drie maanden wat en hoe dit onderdeel verbeterd is.’
Langerer gaf aan dat PSV het belangrijk vindt dat ‘het kind kind mag zijn’. PSV zet in op vorming van de persoonlijkheid en dat gaat verder dan alleen de sport. Ter illustratie hiervan gaf hij aan dat als een kind naar een verjaardag wil, hij dan vooral moet gaan. Of als men op vakantie wil, dan geeft PSV daar de ruimte voor. Maar ze willen de kinderen daarbij wel leren dat ze deze wensen goed kunnen motiveren. Want voor PSV is het belangrijk dat spelers op deze wijze leren verantwoorde keuzes te maken met behoud van plezier en motivatie in de sport. Het gaat er niet om dat ze moeten voetballen, maar dat ze willen voetballen en daarvoor keuzes maken!’
De hoofdtrainer moet meer doen dan alleen het eerste team.
Tot slot
Welke trainingsmethodiek hanteert PSV? Langerer antwoordde hierop als volg: ‘Pas vanaf de U16 hanteren we een vaste trainingsmethodiek voor wat betreft de taken per positie in Balbezit en in Niet-balbezit.
Het is daarbij duidelijk dat elke nieuwe hoofdtrainer zich moet conformeren aan de visie en aanpak van PSV. Dan koppelen we de salariëring aan het opleidingsniveau van de trainer. Daarbij kijken we of hij een ALO-opleiding (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) heeft, of hij international is geweest en of hij een andere HBO-opleiding heeft gevolgd. Wij stellen trainers in staat om zich verder te ontwikkelen. Dit gebeurt middels diverse modules, bijvoorbeeld op het gebied van inspanningsfysiologie of ontwikkelingspsychologie.’
En Langerer sloot af met de volgende ontboezeming: ‘We constateren dat er op clubniveau veel slechte en slecht opgeleide trainers lopen. Daarom vinden we het als PSV erg belangrijk om het technisch kader op clubniveau op te leiden en te ondersteunen.’
Literatuur
– Brenninkmeijer, L. (2015) Van vraag naar antwoord. Hockeycorner – oktober 2015.
– Kemps, W. (2011) Leiding geven aan hockeyjeugd.- Hockeyvisie – januari 2011.
– Langerer, A. (2015) ‘Bezig met dat ene mannetje dat naar het eerste elftal moet’. NLcoach-artikel – november 2015.
– Osterwalder, A. (2010) Business Model Generatie. Vakmedianet, ISBN 9789013074086.
– Porter, M.E. (2008) The five competitive forces that shape strategy. Harvard Business School Publishing.