Zaalhockey met Duitse Gründlichkeit
Bondscoach Robin Rösch over zaalhockey in Nederland en Duitsland
De Duitser Robin Rösch leidt sinds december 2006 het Nationaal Zaalhockeyteam Heren. Met het oog op het komende WK zaalhockey, in februari 2011 in Poznan, is het de hoogste tijd om de bondscoach nader te leren kennen. HockeyVisie vroeg hem naar de verschillen tussen zaalhockey in Nederland en Duitsland, zijn trainingsmethodes en het WK in Polen. Door Lutger Brenninkmeijer
De start van Rösch als bondscoach
De 39-jarige Robin Rösch is opgegroeid in Berlijn, waar hij Rechten ging studeren. Tijdens zijn studie was Rösch bij de Berliner HC actief als technisch coördinator en trainer/coach. Op een gegeven moment kwam hij voor de keuze te staan: doorstuderen of zich professioneel op het hockey storten? Het werd het laatste. Hij vertrok naar Keulen om een opleiding te volgen aan de Sportcoach Academie. Tijdens deze studie ging Rösch aan de slag bij de Gladbacher Hockey und Tennis Club. Gezien de korte afstand tot de Nederlandse grens was een avontuur in Nederland binnen handbereik. Via coachschappen bij Venlo, Eindhoven en Den Bosch werd de coach door de KNHB gevraagd om het zieltogende zaalhockey vlot te trekken. De opdracht luidde promoveren naar de A-poule en een visitekaartje afgeven op het Europees kampioenschap zaalhockey 2010. Tijdens het EK in Almere steeg het team boven zichzelf uit. Nederland veroverde onder leiding van Robin Rösch een prachtige bronzen medaille.
In Duitsland is zaalhockey een volwaardig onderdeel van het seizoen.
Gratis zalen
In Nederland is het lastig om een volwaardige zaalhockeycompetitie op poten te zetten. Voor veel coaches is zaalhockey ondergeschikt aan het veld. Daarnaast kent de huidige kalender maar weinig ruimte voor deze zaalsport. Bovendien is het voor clubs erg moeilijk om een geschikte trainingsaccommodatie te vinden.
Veel teams zijn al blij als ze in de winter een paar uur kunnen trainen – vaak ook nog op de meest onmogelijke tijdstippen. “In Duitsland is dat heel anders”, vertelt Rösch. “Daar wordt de hockeykalender ingevuld met globaal zes maanden veldhockey; van maart tot september. De andere vijf maanden, van oktober tot maart, zijn voor het zaalhockey. De meeste clubs hebben een eigen zaal. Anders is het mogelijk om – veelal – gratis (!) te trainen in de gemeentelijke sporthal. Zo’n hal heeft meestal een zwevende vloer. Dat is te vergelijken met een waterveld. In Nederland liggen veel harde kunststof vloeren. Dat kun je dan als een conventioneel zandveld zien. Dat is toch veel moeilijker met passen.”
Tijdens het zaalseizoen trainen de teams gemiddeld twee tot drie keer per week. Iets waar de fanatieke zaalhockeyer in Nederland jaloers op zal zijn. “Zaalhockey doe je er in Duitsland niet bij. Het is echt een volwaardig onderdeel van het seizoen. In de winterperiode gaan in Nederland de trainingsmomenten in de week snel terug van drie naar hooguit één keer. In Duitsland blijft men doortrainen met dezelfde intensiteit als op het veld. Ook worden er in Duitsland gemakkelijk trainingssessies van 90 tot 120 minuten gerealiseerd. In Nederland is men vaak al blij met een uur, waarin ook nog eens de balken moeten worden neergelegd en opgeruimd.”
Basistechnieken perfect beheersen
Deze enorme verschillen in de faciliteiten en de jaarkalender verklaren grotendeels het niveauverschil tussen de beide landen. HockeyVisie is benieuwd of er nog andere aspecten meespelen. Volgens Rösch wordt in Nederland nog te veel veldhockey in de zaal gespeeld. “De spelers zijn zich onvoldoende bewust dat het om een totaal ander spel gaat. Eén technisch foutje kan meteen dodelijk zijn;het verkeerd aannemen van de bal heeft meteen consequenties. Het is daarom van groot belang dat de spelers zich concentreren om telkens te zorgen voor een perfecte technische uitvoering. Half bestaat niet”, aldus Rösch.
“Voor mij als trainer is er een aantal speerpunten dat altijd terugkomt: beheers de basistechnieken 100 procent, zorg voor een goede basishouding en speel met een pass-intentie boven dribbelen. Daarnaast zijn mijn trainingen gericht op het leren maken van de juiste keuzes. Ik train niet in patronen, maar in het nabootsen van wedstrijdsituaties.
Dan geef ik een aantal opties, die de spelers moeten leren toepassen op het juiste moment. De spelers moeten ook beseffen dat een bal te lang vasthouden zware consequenties kan hebben: meestal eindigt een dribbel in ondertal – met balverlies als gevolg. En dan is een counter snel gemaakt!
Spelers moeten een goede pre-scan hebben om tijdig een beslissing te kunnen maken. En bij de keuze moeten ze altijd de meest veilige optie volgen. Dus als je met de forehand kan passen dan doe je dat ook. Dan ga je niet voor de show een backhandpass geven. Balverlies levert in de zaal immers meestal een tegendoelpunt op. Kortom, train alle technieken, maar leer de spelers de meest veilige keuze te maken.”
Ik train niet in patronen, maar in het nabootsen van wedstrijdsituaties.
Opbouw van de training
De meeste teams hebben in Nederland wekelijks maar een uur in de zaal. En als je pech hebt, moet je binnen deze tijd met het team ook nog eens de balken neerleggen en opruimen. De vraag van veel trainers is dan ook: hoe kun je dit uur zo effectief mogelijk benutten? “Voorkom dat je met tweetallen heen en weer gaat passen. Train in de warming-up technieken vanuit dynamische situaties. Stimuleer hierbij de creativiteit. Kies bijvoorbeeld voor een opbouwoefening met afronden en draai met de spelers overal door.” Zelf werkt Rösch niet volgens het vaste stramien van warming-up, kern 1, kern 2 en eindspel. Na het technische deel zet hij over het veld een aantal oefeningen uit, waarbij het team spelsituaties traint. Het doel is vooral dat de spelers de spelmomenten gaan herkennen. Vervolgens leren ze welke oplossing hier het best bij past.
“Stel: je traint in een oefening een 3 tegen 2 over links. Geef de spelers een aantal opties waaruit ze moeten leren kiezen. Kijk als trainer of ze dan de juiste keuze maken.” Ook het bekende partijtje aan het einde van de training is anders ingericht. “Geef spelers altijd opdrachten mee of start vanuit een bepaalde wedstrijdsituatie. Bijvoorbeeld dat de spits niet uit de cirkel van de niet-balbezittende partij mag. Zo leer je overtallen uitspelen.”
Door de vele discussies op het veld gaat kostbare tijd verloren.
Tips van de bondscoach
– In de zaal is het meestal heel rumoerig. Vaak gaan coaches dan harder praten om de anderen te kunnen overstemmen. Dit werkt veelal averechts; meestal gaat het team er onrustiger van spelen.
– Waak ervoor dat je als coach veel gaat zeggen. Praat tegen de spelers op de bank en laat de spelers in het veld hockeyen. Wil je echt iets doorgeven? Wissel de betreffende speler dan.
– Blijf geduldig en straal rust uit. Focus op de belangrijke zaken. Wees authentiek en speel geen rol!
Duitsers gedisciplineerd, ach nee!
Als we naar het sportklimaat van onze oosterburen kijken, dan bestempelen we de Duitse sporter vaak als een gedisciplineerd persoon. Iemand die de opdrachten van de coach trouw uitvoert en doorgaat tot de laatste minuut. De bondscoach moet hier hartelijk om lachen. “Weet je, Nederlanders trainen gedisciplineerder dan Duitsers. In Nederland doen spelers zo tien tot twintig minuten dezelfde oefening, waarbij vaak gehamerd wordt op patronen. In Duitsland zijn spelers al na vijf minuten verveeld en vragen ze om een nieuwe oefening. Daarom ben ik ook gewend om veel te variëren in de oefening zelf. Dat variëren heeft volgens mij nog een groot voordeel. Zo train je namelijk de hersens om continu te anticiperen op veranderende omstandigheden.”
Tijdens zijn coachperiode in Nederland heeft Rösch nog meer nieuwe ervaringen opgedaan. “Nederlanders zijn heel erg van de afspraak. Mensen spreken elkaar hier heel snel aan als iemand zijn afspraak niet nakomt. Vaak wordt dan vergeten te kijken of de handeling van de speler in kwestie een goede oplossing is”, aldus Rösch. “In Nederland moet ook iedereen een mening hebben. Op zich is dat mooi, maar hier wordt vaak iets gezegd om het zeggen. Zo wordt er op een training veel nutteloze informatie uitgewisseld. Door de vele discussies op het veld gaat kostbare tijd verloren. Een ander symptoom is dat Nederlanders heel snel relativeren. Als een Duitser verloren heeft, is hij ziek. In Nederland zoekt men snel naar excuses. Of een speler zegt dat er weliswaar verloren is, maar dat hij wel een doelpunt heeft gemaakt.”
Keuzes maken
De bondscoach verbaast zich, zoals we al eerder aangaven, ook over de invulling van de zaalperiode in Nederland. “De meeste teams zijn tijdens de veldcompetitie drie tot vier keer per week actief. In de zaal komen teams vaak tot hooguit twee contactmomenten: de wedstrijd en een training. Als je de zaal serieus neemt, zorg dan ook voor goede trainingsfaciliteiten.
Met wekelijks één training leg je onvoldoende basis. Als je de teams fit wilt houden in de winterstop, zorg dan voor minimaal twee trainingsmomenten.”
Volgens Rösch is zaalhockey een geweldige aanvulling om je techniek te verbeteren. “Maar als je teambuilding op dat moment belangrijk is voor de groep, dan kun je beter een veldstage in Barcelona regelen dan de zaal in gaan. Kortom, maak duidelijke keuzes wat je met zaalhockey wilt. Voorkom half werk!”
Maak duidelijke keuzes wat je met zaalhockey wilt; voorkom half werk!
Zaalhockey is onmisbaar
Volgens Rösch levert zaalhockey drie belangrijke winstpunten op:
– Je leert in de kleine ruimte hockeyen.
“Op topniveau kom je op het veld ook snel in kleine ruimtes. Door zaalhockey leer je het spel te versnellen als het daarom vraagt.”
– Je verbetert je pre-scan.
“In de zaal moet je hockeyend oplossingen zoeken. Fysieke alternatieven leveren namelijk al snel een overtreding op. Bovendien kun je geen hoge bal spelen om jezelf lucht te verschaffen. Je moet dus nog meer vooruit kijken en keuzes maken.”
– Je vergroot je tactisch bewustzijn.
“In de zaal worden de consequenties van een verkeerde keuze nog sneller
duidelijk. Je leert om je verantwoordelijkheid te nemen en te zorgen dat je je team niet in de problemen brengt. Vaak zie je in het voorjaar dat spelers minder risicovolle oplossingen zoeken. Ook lopen spelers veel meer hun tackle back.” Kortom, het zaalhockey kan een veldteam veel beter laten functioneren.
Het vizier op het WK
Na vier jaar bouwen, met een mooie derde plaats op het EK 2010 als beloning, komt het grote doel in zicht: het WK in Polen. De kracht van het Nederlands zaalteam was dat het een team was, een stel vrienden. In een paar jaar tijd was de groep enorm naar elkaar toegegroeid. Nederland bereikte de halve finale niet met de beste spelers, maar met het beste team. Helaas moet Rösch inventief worden, want inmiddels zijn vijf spelers uit de oude selectie vertrokken (werk, studie, etc.). Aan de bondscoach de taak een nieuw team klaar te stomen. “Dat wordt een hele uitdaging. De meeste concurrenten zijn inmiddels al maanden in training. Wij zijn pas medio december voor het eerst bijeengekomen, in de winterstop van de veldcompetitie. We hebben welgeteld zes weken voorbereiding om de selectie vorm te geven. Hierdoor is er geen mogelijkheid om met het nieuwe team een voorbereidingstoernooi te spelen. We proberen dit te compenseren door intensief te trainen. Zo staan er ruim honderd trainingsuren op de kalender. Hopelijk is deze inhaalslag voldoende om ons te kunnen handhaven op het WK, want dat is het doel.”
Nu het WK voor de deur staat, heeft de bondscoach geen tijd om een hecht team te smeden. Hij zal daarom ook zijn selectiecriteria anders opstellen, in vergelijking met voorgaande jaren. “Toen stond het bouwen van een team centraal. Nu zullen we meer naar de individuele kwaliteiten kijken. De techniek staat op de eerste plaats. Vervolgens kijken we of deze spelers binnen het huidige team in te passen zijn. Het is jammer dat de tijd nu te kort is om een oefentoernooi te spelen. Dan konden we vooral dat laatste aspect toetsen.”
Veldinternationals in de zaal?
Over de samenstelling van het team wil Robin Rösch geen uitspraken doen. Wel heeft hij een grote wens. “Sinds vijf jaar zijn zaalhockey en veldhockey in Nederland bewust gescheiden. Dat betekent dat de topspelers zich ofwel specialiseren in het veldhockey of in het zaalhockey. Toch zijn er enkele veldinternationals die de zaalhockeyselectie uitstekend kunnen versterken. ” “Helaas bestaat er geen Jong Oranje voor de zaal – noch een nationale jeugdzaalselectie”, besluit Rösch. “Dat betekent dat de opbouw en voorbereiding op het grote werk heel smal is. We kunnen niet terugvallen op nationale jeugdselecties in de zaal. We moeten dus vooral de hoofdklasse en overgangsklasse volgen.”
Pittige loting voor Oranje
De zaalhockeymannen van bondscoach Robin Rösch hebben pittig geloot voor het WK, dat van 8 tot en met 13 februari in Poznan wordt gespeeld. Oranje is in Poule A gekoppeld aan tweevoudig wereldkampioen Duitsland, het sterke gastland Polen, Canada, Australië en Namibië. Poule B bestaat uit Oostenrijk, Rusland, Tsjechië, Engeland, Verenigde Staten en Iran. Op de hoogte blijven van de prestaties van de Nederlandse zaalhockeymannen? Dat kan via Hockey.nl.
Tien stappen vooruit
Daan van der Wilk is bij het Nationaal Zaalhockeyteam Heren gekomen op het moment dat Robin Rösch in 2006 aan zijn klus als bondscoach begon. De speler van Pinoké, die vanwege zijn studie het WK aan zich voorbij laat gaan, was aanvoerder van het bronzen EK-team. HockeyVisie vroeg Daan wat Robin Rösch voor het Nederlandse zaalhockey betekent.
“Enorm veel! Rösch heeft ons nieuwe inzichten aangereikt die tot dat moment in Nederland totaal onbekend waren. Het mooie is dat veel informatie van hem nu ook op clubniveau wordt toegepast. Zo heeft hij ons leren omschakelen naar verschillende speelsystemen. Onder meer van een 2 mans-opbouw naar een 3 mans-opbouw in de laatste lijn. Hierbij loopt bijvoorbeeld de linksachter met de bal op naar de as. De rechtsachter kan daardoor dieper gaan staan, terwijl de linksmidden wat naar achteren zakt om twee aanspeelpunten te creëren. Echte patronen trainen we niet, omdat elke situatie anders is. Rösch leert ons de spelsituaties te herkennen en daar zelf een oplossing voor toe te passen. Want er is altijd wel een uitzondering op de regel. Leer daar maar mee omgaan! Wat voor mij een eyeopener was, is dat we niet tegen de balk moeten staan. Dan valt er namelijk een pass-optie of loopactie af. En gebruik de balk uitsluitend als je geen andere oplossingen hebt. Want via de balk spelen is langzamer dan rechtstreeks. Bovendien komt een bal altijd net weer anders van de balk dan je had verwacht.”